Vijftien jaar geleden, in het najaar van 2008, verscheen mijn debuut Tranen over Mortsel. Begin 2023 schreef ik in dit blogbericht hoe ik schrijver werd. Na het krantenartikel van twee weken geleden, wil ik mijn vijftiende schrijversjaar afsluiten met een bijzondere top 15, samengesteld door mijn lezers. Dus het is aan jou: stem hieronder op de vijftien meest straffe, unieke en memorabele personages uit mijn negen boeken!

Onderaan dit bericht vind je uitgebreidere beschrijvingen van de 38 personages die in de longlist staan. Waarom 38? Zo oud ben ik ;-). Aan jou om er vijftien te selecteren!

En om na vijftien jaar mijn lezers te bedanken verloot ik onder de stemmers een van mijn boeken! Je kan deelnemen in drie stappen:

  1. Stem hieronder op jouw favoriete 15 (volgorde maakt niet uit),
  2. deel dit bericht met andere lezers zodat zij ook stemmen
  3. en om kans te maken op een boek, laat je onderaan dit bericht een reactie achter. Daarin deel je welk boek je graag wilt hebben (en waarom). Uiteraard mag je ook recensies achterlaten over mijn andere boeken ;-).

Het overzicht van de 38…

Het was niet gemakkelijk om 38 personages uit mijn negen boeken te selecteren. Alle 38 zijn het mensen die echt hebben bestaan, die mij eindeloos intrigeren en die ik met mijn boeken een terechte plaats in de geschiedenis heb gegeven. Hieronder het overzicht, per boek gesorteerd en met citaten en vele hyperlinks naar interessante plekjes op mijn website.

Tranen over Mortsel (2008)

1) Alice Vigoureux, de zingende juf: Toen op 5 april 1943 de bommen vielen was kleuterjuf Alice met haar klas aan het spelen in de tuin van Sint-Vincentius. Ze beschermde de dertig kleutertjes door met hen liedjes te zingen onder een prieeltje. Miraculeus overleefden ze allemaal. Op haar begrafenis tientallen jaren later waren verschillende oud-leerlingen aanwezig.

‘Een kind dat zingt, vergeet. Maar met al dat stof zeiden die kinderen op de duur: “Juffrouw ik kan niet meer zingen, ik kan niet meer, door mijn keel.” Wat moest ik nu doen?’

Alice Vigoureux

2) Elvire Vanderbeck, dagboekschrijvende getuige: Ze overleefde als elfjarige als een van de enigen van haar klas in Sint-Vincentius. In het ziekenhuis hield ze een dagboek bij, waarin ze aangrijpend haar verhaal doet van die vreselijke 5 april. Tientallen jaren later ging ze langs in scholen om te getuigen. Toen ik het dagboek voor het eerst las, huilde ik. Plots kwam de geschiedenis te dichtbij. Dit was geen oude vrouw die vertelde over een vreselijke trauma, maar een elfjarig meisje dat in de tegenwoordige tijd schreef over wat ze net had meegemaakt…

‘Ik geef een hand aan Anneke en we lopen samen naar de deur van de gang, maar er valt een bom op de speelplaats, mijn oren doen zo’n pijn van het lawaai. Plots laat An mijn hand los en valt naast me neer. Ik zeg: “Kom, An, sta recht”, maar ze ligt daar met haar mondje een beetje open en haar helderblauwe ogen staren me aan. Ik blijf maar roepen op Anneke, maar ze blijft me aanstaren. Ik huil en wil haar helpen, maar een onderwijzeres neemt mijn hand. Maar ik wil bij An blijven. Plots weet ik dat ik die mooie blauwe starende ogen nooit vergeten zal, neen, nooit! Want Anneke was dood! Hoe kon dat nu?’

Fragment uit het dagboek van Elvire Vanderbeck

3) Lydia Chovau, het meisje van de bus: Een van de 936 dodelijke slachtoffers van het bombardement. Na maanden lang onderzoek ontdekte ik dat dit driejarig meisje samen met haar tante in de bus op het Gemeenteplein stierf. Haar ouders zijn het treurende koppel op de cover van Tranen over Mortsel. Lees hier het hele verhaal.

‘Toen de Duitse propagandafotograaf Otto Kropf de foto nam, barstte Yvonne Michiels in tranen uit op de schouder van haar man Maurice Chovau. Een kinderschoentje op het wrak voor hen stond onheilspellend waar ooit zitbanken waren. Maurice en Yvonne vonden nog een stuk vuile kleding van Lydia, dat ze uitknipten, schoonwasten en mee naar huis namen. Op die manier kon hun dochtertje toch nog geïdentificeerd worden, en zo ook haar tante Clara.’

Fragment uit Tranen over Mortsel

4) Helene Belis, de moedige getuige: Ondanks haar fysieke en mentale littekens vond Helene de moed om haar verhaal meermaals te vertellen, ook voor de camera. Zo ging ze samen met mij en de Koppen-redactie terug naar haar vernielde school Sint-Vincentius. Mijn herdenkingstoespraak was dit jaar was een eerbetoon aan deze moedige getuige. Bekijk via deze link de reportage. En via deze link vind je mijn herdenkingstoespraak.

‘Toen ik met deze vrouw praatte, voelde ik de pijn die ze had geleden. Door het bombardement heeft ze nooit haar dromen kunnen verwezenlijken, nooit heeft ze kunnen studeren wat ze wou, nooit heeft ze kunnen sporten. 65 jaar later zijn de wonden nog altijd niet geheeld.’

Getuigenis van haar jonge interviewer in 2008

5) Karel Dasseville, van getuigenis tot biografie: Ik leerde hem kennen als een van de sympathiekste getuigen van het bombardement. Hij vertelde hoe hij als student kwam helpen om slachtoffers uit het puin te halen. Jaren nadat hij een getuigenis had afgelegd, vroeg hij me om zijn biografie op te tekenen. Hij maakte er aquarellen bij. Lees zijn biografie via deze link!

‘Wij waren niet opgeleid voor een dergelijke ramp. Het was in het begin louter improvisatie. De ingestorte huizen waarbij men zeker was dat er slachtoffers onder lagen, kregen voorrang. Familie en hulpverleners werkten tot bloedens toe met hun blote handen. Dikwijls tevergeefs.’

Karel Dasseville in Tranen over Mortsel

Oorlogsdagen (2013)

6) Alfons Van der Heyden, achtjarige dagboekschrijver: In Aalst schreef deze jongen alles over de Duitse bezetting: ‘Ik zelf tekende alle gebeurtenissen op, op kleine blaadjes of op een groot schrijfboek van m’n pa gekregen.’ Dankzij dit dagboek kunnen kinderen zich beter inbeelden wat er zich honderd jaar geleden in onze streken afspeelde. Hij was een inspiratie voor de tentoonstelling Oorlog in korte broek.

‘Daar zijn ze! Enkele ruiters te paard rijden met getrokken revolvers voorbij ons huis. Ze worden met geweervuur ontvangen en keren weer voorbij ons huis in de richting van Moorsel. Een andere groep pinhelmen wil langs de Binnenstraat een doorgang forceren, maar dit gelukt hen ook niet. Als ze daarbij enkele doden en gekwetsten moeten tellen, worden ze beestachtig woest. Ze dringen in de huizen en sleuren enkele bewoners naar buiten om ze op straat met revolvers en bajonetsteken af te maken. Ikzelf zit met twee broers verscholen op de zolder van een achtermagazijn.’

Dagboeknotitie, 24 september 1914 (Duitse represailles op Aalst)

7) Jan de Belser, de zeurende schoolmeester: Een vuistdik dagboek van A3-formaat, volgeschreven in een heerlijk krullengeschrift. Dat doorploegen was een van de grootste, maar even goed onvergetelijkste ervaringen van Oorlogsdagen. Zeker wanneer De Belser voor de zoveelste keer begon te jammeren en te klagen over wat zijn buren alweer hadden uitgespookt. Uniek was zijn mijmering over zijn eigen grootvader, die honderd jaar eerder de Napoleontische Oorlogen had beleefd.

‘Het einde van het jaar is voor veel families een tijdstip van angst. Kinderen van 17 jaar die zonder de hulp van de ouders niets zijn, verkwijnen ver van huis, ontrukt aan vader en moeder, aan broertjes en zusters en als misdadigers in ballingschap gevoerd en tot dwangarbeid verwezen.’

Dagboeknotitie eind 1916 over verplichte tewerkstelling

8) Felix Boon, de jonge vader: Hij woonde in Leuven en ik vond zijn dagboek in de universiteitsbibliotheek. Als jonge vader probeerde hij vooral zijn kroost en ‘mademoiselle’ te beschermen. Ondertussen schreef hij alles op in zijn lijvige dagboek. Zijn getuigenis over het bloedbad van Leuven 1914 brengt ons heel dichtbij de geschiedenis… Hij keerde terug in Het elfde uur, waar hij vertelde over het dodelijke Britse bombardement op Leuven in de laatste 24 oorlogsuren.

‘Ik krijg een pistool tegen het hoofd gedrukt, terwijl een soldaat mij vijf, zes keer fouilleert. ‘Waar zijn de vrouwen?’ ‘Die brengen we naar Aix’, antwoordt een soldaat. ‘En wij?’ ‘Voor onze troepen, zodat we jullie kunnen fusilleren als er vanuit één huis geschoten wordt.’ Van het Stationsplein blijft niets meer over. We worden in rangen gezet en vertrekken. Bajonet in de rug.’

Dagboeknotitie, 26 augustus 1914 (Duitse represailles op Leuven)

Zo was onze oorlog (2014)

9) Roger Depuydt, mijn bompa: Niemand in mijn familie verslond zoveel geschiedenisboeken als mijn bompa. Jammer genoeg overleed hij voor ik schrijver werd. In Zo was onze oorlog ging ik op zoek naar zijn oorlogsverhaal, over hoe hij stiekem sympathiseerde met het verzet en hoe hij als lid van Brigade Piron nooit mocht meevechten. Toen ik zijn vergeten oorlogsdagboekje terugvond was dit een onvergetelijke, emotionele ervaring.

‘In de vergeelde papieren, verborgen in tientallen zwarte kaften, ontdek ik zijn verhaal. Soms vang ik een persoonlijke herinnering op, tussen de regels die hij neerpende. Nooit begreep ik beter wat een oude stapel papier kan betekenen. Als ik ze meeneem naar huis om er dit boek over te schrijven, laat een gedachte me niet los: onder mijn arm zit het verhaal van mijn grootvader. Het lezen van de documenten die hij achterliet, is als het interview dat ik nooit van hem heb kunnen afnemen.’

Fragment uit Zo was onze oorlog

10) Magda Sermon, ons Bonnie: Bijna 800 getuigen vormden de basis voor Zo was onze oorlog. Elk werd geïnterviewd door een of twee jongeren. Zelf interviewde ik mijn eigen grootmoeder. Dat gesprek ging over zo veel meer dan de oorlog en zal ik voor altijd koesteren.

‘Ze heeft ons gesprek goed voorbereid: drie nette velletjes papier met aantekeningen liggen klaar op de koffietafel. Zij vertelt hoe de oorlog voor haar was, los van de bekende geschiedenis. Net zoals die van de meeste geïnterviewden zijn haar verhalen lang niet zo spectaculair als die in de boeken of op televisie. Toch heeft de oorlog haar getekend, al kwam ze uit een welgestelde familie. “Ik vergeet nooit hoe mijn vader vol droefheid en spijt de eerste Duitse soldaten zag”, vertrouwt ze mij toe. “Hij had als piepjonge vrijwilliger in de loopgraven gezeten en hij was er erg van onder de indruk nogmaals een bezetting door de Duitsers te moeten meemaken.”‘

Fragment uit Zo was onze oorlog

11) Marc Timmerman, het saluerende jongetje: Hoewel ik pas recent ontdekte wie hij was, symboliseert dit jongetje voor mij de kracht van het beeld in de geschiedschrijving. Ontdek het verhaal van de coverfoto van Zo was onze oorlog via deze link.

‘Onze familie bood weerstand tegen de Duitse bezetting door allerlei kleine verzetsacties. Zo naaide mama met hulp van een vriendin een legeruniform voor de kleine Marc. Dat kwam goed van pas op 13 september 1944 toen de bevrijders in Brugge arriveerden. Samen met onze vader trok Marc hen tegemoet. Vader in zijn oude uniform en Marc in het zelfgemaakte kostuum met een helmpje dat ze god-weet-waar hadden gevonden. Mijn broer droeg de Belgische driekleur die we de hele oorlog lang thuis verstopt hadden om op het moment van de bevrijding te kunnen bovenhalen.’

Zus van Marc Timmerman

Van onze jongens geen nieuws (2015)

12) Walter van Broeckhoven, mijn grootoom: Er is een CRAB-verhaal in elke Belgische familie, ook in de mijne. Via mijn groottante Frida Sermon kreeg ik inzage in wat haar man in mei 1940 had meegemaakt. Zijn verhaal namen we mee in onze fietszak toen we 75 jaar later onze reis ondernamen. Lees hier de rest van zijn oorlogsverhaal op basis van drie dagboekjes.

‘Eindelijk hebben we de toelating gekregen om naar huis te schrijven. Hoe gaat het met u en met Marcel? Ik hoop alles het beste. En met Bobon? Nu zult u zeker wel benieuwd zijn waar uw zoon zoal mag zitten! Ik zit in een klein dorpje op 20 km ten zuiden van Toulouse. Pater-rector heeft ons alle veertig veilig en gezond hier gebracht. Zo heb ik met mijn fiets een 1200 km afgelegd. Als woonst hebben we een kasteel dat al zes jaar leegstaat, ge kunt dus denken in welke staat het is.’

Walters eerste brief naar huis, 15 juli 1940

13) Gustaaf Debelder, de actieve CRAB-herdenker: Deze jongen uit Aartselaar maakte het allemaal mee: halsoverkop vluchten richting de Westhoek, de chaos in Noord-Frankrijk en de weken in La Midi. En hij schreef het neer. Later werd hij een van de drijvende krachten achter de CRAB-verenigingen.

‘Gustaaf Debelder voegde op de eerste pagina “een waarborg van authenticiteit” toe, waarin hij de lezer verzekerde dat “dit verhaal zonder enige overdrijving in zijn geheel geschreven” was: “Mijn bestaan en latere nagedachtenis zou besmeurd zijn indien mijn kinderen en verdere nakomelingen hun vader, grootvader zouden verdenken van schizofrene afwijkingen of indien latere tegenstrijdige bevindingen hem voor een vuige leugenaar zouden doen doorgaan.”‘

Fragment uit Van onze jongens geen nieuws

14) Jef Haesen, de CRAB waarmee alles begon: Ik herinner me de dag dat Hans Boers en Karel Strobbe mij contacteerde om samen een historische reis in het spoor van de CRAB’s te ondernemen en er daarna een boek over te schrijven. Dat deden nadat zij de getuigenis van Jef Haesen hadden gevonden. Niet voor niets beginnen we ons boek met zijn verhaal.

‘Jef Haesen was precies drie maanden weg geweest toen hij op 10 augustus eindelijk weer in Heppen arriveerde. Zijn vader besloot terstond zijn vetste haan te slachten om zijn fel vermagerde zoon een gepast welkomstmaal te bereiden. In die drie tergend lange maanden, zo vol wereldgeschiedenis, had Jef niet één keer contact gehad met zijn familie.’

Fragment uit Van onze jongens geen nieuws

Elke dag angst (2016)

15) Robert Steppe, overlevende Cinema Rex en rasverteller: Bij de V2-inslag op de Antwerpse Cinema Rex verloren 567 mensen het leven. Robert overleefde en vertelde er bijna 75 jaar later aan mij over. Ik herinner me onze ontmoeting nog helder. In zijn jogingbroek deed deze hippe 85-jarige open. Toen ik een watertje vroeg, antwoordde hij: “Water is voor de vissen! Ik heb alleen maar Duvel!” En dan begon hij in het sappig Antwerps zijn verhaal te vertellen. Je kan het lezen in Elke dag angst of het interview bekijken in de minidocu Het drama van de Rex (deze link!).

‘Ik was helemaal omringd door puin en ijzerdraden. In de ruimte van nog geen meter hoog moest ik gebukt blijven zitten, enkel mijn armen kon ik bewegen. Voor mij zag ik de onderkant van de volgende stoel, waar ook beton op lag. Bij een vlammetje keek ik naar de jonge vrouw naast mij. Ze was dood. Er was geen bloed te zien. Ze zat nog rechtop, maar vanaf boven haar ogen had het ingestorte beton haar hoofd verpletterd. Doordat het balkon op de stoelruggen viel, was ik gered door me te bukken.’

Robert Steppe in Elke dag angst

16) Pierre Joseph Denis, Luikse verzetsheld in Dora: In het onderaardse concentratiekamp Dora werden door gevangenen tunnels uitgegraven. Daarin werden later de V-bommen geproduceerd. Als gevangene ging Denis in het verzet. Hij saboteerde V2-raketten in de fabriekshallen en organiseerde de weerstand onder de Fransen en Belgen.

‘Elke avond deed ik in de barakken luizencontrole. Ik moest er mijn ogen en oren openhouden, terwijl ik de nummers van de sukkelaars die het moeilijk hadden en van hen die interessante informatie bespraken opschreef. ’s Nachts maakte ik samen met de andere weerstanders speciale verbanden voor de linkerarm van de doden, waar boodschappen op stonden gericht aan onze medestanders in Buchenwald. We hadden vooral ingenieurs nodig voor de sabotage van de V2’s. Ieder die een interessant V2-onderdeel meebracht, had recht op een gamel extra voedsel of een stuk brood.’

Pierre Joseph Denis in Elke dag angst

17) Hans Kammler, oorlogsmisdadiger en commandant V-divisie: Als elk oorlogsverhaal een schurk nodig heeft, lijkt Kammler de ideale kandidaat. Deze SS-er had al ervaring als ontwerper van de crematoria van Auschwitz-Birkenau en werd daarna directeur van Dora. Eind augustus 1944 kwam hij aan het hoofd te staan van de Division für Vergeltung. Hij is nooit gevonden na de oorlog en ook niet vervolgd. In de oorlogsliteratuur bleef hij relatief onbekend.

‘Walter Klein (°1922) herinnert zich dat generaal Kammler in die periode hun batterij persoonlijk een bezoek bracht. De gevreesde SS-generaal inspecteerde de troepen en gaf het order om op 21 oktober terug te keren naar Den Haag. Maar eerst beval hij de Hauptmann van Batterie 444 om ervoor te zorgen dat de werking van de lanceerbasissen geheim zou blijven door 500 burgers uit het nabij Rijs gelegen Stavoren te executeren. “Jullie mannen moeten eindelijk eens bloed zien vloeien”, zou de generaal eraan toegevoegd hebben. Kammler wilde met dit bloedbad niet alleen zijn rakettroepen harden, maar ook de ooggetuigen van de V2-lanceringen uit de weg ruimen en anderen ontmoedigen om te spioneren.’

Fragment uit Elke dag angst

18) Eli Ellison, Amerikaan in V-bommengebied: De titel Elke dag angst werd door deze Amerikaan als geen ander verwoord. Zijn eenheid lag rond Verviers. Hij zag een kompaan doordraaien: ‘Zijn handen beefden zo erg dat hij zijn sigaret niet aangestoken kreeg’. Hij redde een vrouw die tussen een paniekerige massa geklemd raakte. Zelf was hij niet immuun: ‘Als ik elke maal naar een schuilkelder moet rennen, eindig ik in een dwangbuis…’ Eind 1944 kwam zijn nachtmerrie uit: drie van zijn beste vrienden stierven bij een V1-inslag. Gelukkig waren er ook fijne ervaringen, zoals zijn romance met de lokale Denise. Zijn getuigenis zou eigenlijk in ons land moeten worden uitgegeven!

‘Een probleem: de drieëntwintigjarige Denise was getrouwd. Haar man was in 1940 naar de kampen gestuurd. Ze ging ervan uit dat hij nooit zou terugkeren. Voor de Joodse Eli was dat nieuws confronterend. Toch kregen de twee verkering. In zijn autobiografie is hij kritisch: “Hoewel wij Amerikanen als de grote bevrijders werden aanzien, waren er ook die ons beschouwden als ongedisciplineerde, extravagante, seksverslaafde dronkenlappen.” Hij ontkrachtte het cliché maar deels: “Omdat we geen frontsoldaten waren, hebben we eigenlijk niemand bevrijd. De meesten van ons waren gematigde drinkers en hoewel we niet gierig waren, zeker als we met de meisjes uitgingen, waren er slechts een paar echte verkwisters.” Na hun tweede date deelden Denise en Eli zo vaak mogelijk de lakens: “De angst voor de buzz bombs maakte onze vrijpartij nog intenser.”‘

Fragment uit Elke dag angst

Het elfde uur (2018)

19) Matthias Erzberger, Duitse hoofdonderhandelaar: Tegen wil en dank werd deze volkse christendemocraat in november 1918 aangeduid als Duitse onderhandelaar voor een wapenstilstand. Het was het begin van een tragiek die zou leiden tot zijn historische handtekening onder de wapenstilstand in de vroege ochtend van 11 november 1918. Die krabbel eindigde de oorlog, maar Erzberger verloor er alles door: zijn carrière, zijn trots en uiteindelijk zelfs zijn leven…

‘Om 5.19 uur lag de uitgetypte versie van het volledige document op tafel. Tien minuten later mochten Foch en Wemyss hun krabbel zetten, gevolgd door de Duitsers. “Bij onze twee moedige officieren, generaal von Winterfeldt en kapitein Vanselow, stonden de tranen in de ogen,” herinnerde Erzberger zich, “toen ze onder dwang de pen ter hand namen.” Zijn tegenstander Foch vertelde: “Erzberger knarste met zijn tanden toen hij het document ondertekende. Ik was tevreden dat ik mijn wil had doorgedreven.” Na dit emotionele moment vroeg Erzberger het woord. Hij beloofde alles te doen om aan de voorwaarden te voldoen, maar smeekte om de moeilijke politieke omstandigheden in acht te nemen wanneer de deadlines niet werden gehaald. “We zullen zien”, onderbrak Foch hem. Erzberger was even uit zijn lood geslagen door Fochs repliek. Dagenlang had hij zitten broeden op wat hij na de ondertekening zou zeggen. Hij stond op, trok zijn pak goed en sprak zijn ingestudeerde woorden: “Het Duitse volk, dat een wereld vol vijanden vijftig maanden lang heeft afgehouden, zal zijn vrijheid en eenheid behouden, ondanks elke vorm van geweld. Een volk van 60 miljoen mensen lijdt, maar het sterft niet.”‘

Fragment uit Het elfde uur, 11 november 1918 – 5 uur tot 6 uur

20) Georg Bucher, Duitse frontsoldaat: Iedereen kent de oorlogsklassieker over de laatste oorlogsmomenten Im Westen nichts Neues (Niet? Kijk op Netflix!). Ik vond tijdens mijn onderzoek een oorlogsgetuigenis die daarvoor niet moet onderdoen. Bucher is zo onbekend dat ik na wekenlang zoeken eindelijk een exemplaar vond in… Indië! Het verhaal van Georg Bucher is onthutsend, hoe hij in de laatste nacht naar het front wordt gestuurd samen met een groep bange zeventienjarigen… om nooit te vergeten. Nog zo’n getuigenis die een Nederlandstalige uitgave verdient…

‘Toen ze bij de frontlinie arriveerden, zag hij de lijken van zijn gevallen landgenoten kriskras in de modder liggen: “Waren dit de troepen die we moesten aflossen? Ik zag tientallen bewegingloze, ineengekrompen vormen. Ze waren allemaal vergast. We konden er maar moeilijk doorheen komen.” Bucher duwde zijn op elkaar gepakte manschappen opzij om bij ‘”een grote, wat oudere man” te komen, aan wie “zeven verdwaasde vogelverschrikkers” zich vastklampten: “Zijn gezicht stond stijf van de modder, waarin zweet lijnen had getrokken zodat hij wel een zebra leek. Hij zei: “Jullie zullen nogal een tijd beleven. Die Amerikanen zijn strijdvaardig als wilde beesten. We hebben drie aanvallen te verduren gehad vandaag. Ze kunnen zelfs niet wachten om ons goed uit te roeien. Ze smijten liever om de vijf minuten enkele miljoenen granaten en dan komen ze met de bajonet. De meeste verliezen lijden we door hun piloten. Gas doet de rest. Al nieuws over de wapenstilstand?””’

Fragment uit Het elfde uur, 11 november 1918 – 4 tot 5 uur

21) Hilarion Thans, verpleger Spaanse griepslachtoffers: In de laatste dagen van WO1 bereikte een tweede golf van de Spaanse grieppandemie een triest hoogtepunt. Elke dag stierven vele tientallen Belgen. Achter het front deed de Limburgse broeder Hilarion Thans er alles aan om de stervenden een waardig afscheid te geven. Lees via deze link het extra verhaal dat ik over hem postte.

‘”De grippe, die laatste en vreselijke beproeving. Er waren er wie de ziekte naar de hersens steeg: die woelden om in onrustige slaap, tot de dood intrad. De longzieken stierven, blauw en zwart, na vier, vijf dagen. Enkelen hadden de kwaal in de ingewanden. Cholera kon niet veel erger zijn. Zij leverden de verplegers het drukste werk.” Het aantal zieken was zo hoog dat de dokters genoodzaakt waren om na een eerste verzorging zo veel mogelijk mannen naar Frankrijk te sturen: “Tot tachtig zieken per dag droegen we in de auto’s. Op een zaal van 25 zieken in de morgen, waren er tegen de avond 10 à 12 dood.” Een sergeant sprak over de “Salle des fiévreux”: “Een dozijn bedden waren bezet. De volgende dag was een jonge artillerist de dood nabij. Men plaatste de paravent om zijn doodstrijd voor de naburige patiënten te verbergen. In de namiddag begon een andere zieke te kermen.”‘

Hilarion Thans in Het elfde uur

22) Sol Cohen, musicerende soldaat: Mijn broer Tomas liet me begrijpen hoe belangrijk muziek is in onze herinnering. In die laatste 24 oorlogsuren was er één personage die dat duidelijk maakte: Sol Cohen. Deze Amerikaanse Jood vond een achterlaten Duitse viool, repareerde die en bespeelde die net voor het laatste nachtelijk offensief aanving. Dat beeld… een violist op een heuvel tussen zijn zittende makkers, de stilte en dan de melodie terwijl de bommen aan de horizon inslaan… Als het lied voorbij is trokken ze naar het front. Sommigen keerden nooit meer terug.

‘Terwijl hij met afgrijzen naar het vreselijke lawaai van de kanonnen rondom luisterde, vroeg zijn kolonel hem iets te spelen: “Mijn vingers waren ijskoud, maar ik nam het instrument uit de doos. De kolonel stond wat hoger, met een glimlach op zijn gezicht.” Alsof zijn leven ervan afhing begon Cohen de viool te bespelen: “Het ene stuk na het andere, tot mijn vingers warmer werden. De nevel rondom ons steeg en langzaamaan werden de grijze huisjes zichtbaar: vuile rode daken en ineengestorte muren…” Zijn muziek kon niet op tegen al dat lelijks en het onophoudelijke gedonder van de kanonnen. En Sol Cohen… die speelde maar door.’

Fragment uit Het elfde uur, 11 november 1918 – 3 uur

23) Roy Howard, journalist die de Valse Wapenstilstand van 7 november ontketende: Hoe dramatisch kan het hoogtepunt van een journalistieke carrière zijn? De Amerikaan Roy Howard meende op 7 november 1918 met zekerheid dat de wapenstilstand was ingegaan. Hij stuntte met een primeur en zijn artikel werd wereldnieuws. Alleen… het bleek fake news te zijn. Lees zijn hele verhaal via deze link!

‘Verheugd trok Howard zich terug in het kantoor van zijn bevriende inlichtingenofficier. Die belde inderhaast naar Parijs, waar nog geen nieuws over de wapenstilstand verspreid was. Het tweetal dacht dat ze zelfs de hoogste autoriteiten te vlug af waren geweest. Toen uren later duidelijk was dat het om een valse wapenstilstand ging, was het te laat om het bericht terug te roepen. Howard stuurde nog een tweede bericht uit met de boodschap dat het eerste incorrect was, maar ook dat kwam veel te laat. wereld was al aan het feesten, terwijl er nog duizenden zouden sneuvelen voordat de oorlog echt gedaan was.’

Fragment uit Het elfde uur, over wat er gebeurde nadat Howard het persbericht had verstuurd

24) Octave Delaluque, clairon d’armistice: Rond 10.30u op 11 november 1918 werd deze Franse soldaat naar de frontlinie gestuurd met één opdracht: om exact 11 uur moest hij het cessez-le-feu blazen. Een paar probleempjes: na vier jaar oorlog vond hij het sleuteltje van de koffer waar zijn klaroen niet meer, hij kende de melodie vergeten en zijn kapitein schoot in een Franse colère… Zijn verhaal is de finale van mijn lezing over Het elfde uur! Fijn om te eindigen met dit spektakelstuk, nadat het ging over de tragiek van de laatste oorlogsdoden…

‘Delaluque prentte de melodie in zijn geheugen, opende zijn tas en haalde de klaroen eruit. Die was compleet geblutst en bungelde aan een gevlochten touw in de Franse driekleur. Meteen dook een nieuw probleem op: “Merde, er is geen mondstuk!” Zijn chef staarde hem met grote ogen aan en wierp vervolgens een blik op zijn horloge: 10.57 uur! Over exact drie minuten zou het staakt-het-vuren moeten klinken. Doodkalm doorzocht de klaroenblazer zijn zakken, om uiteindelijk de sleutel van een blikken doos op te diepen. Daarin vond hij zijn mondstuk terug, dat vol tabaksresten en aangekoekt kaarsvet zat. Onbruikbaar dus… Nog twee minuten… Kalmpjes aan krabde de man zijn mondstuk schoon, om vervolgens de klaroen te testen. Na twee ietwat schamele pogingen was hij klaar voor het echte werk. Nog één minuut…

Fragment uit Het elfde uur, 11 november 1918 – 10.57 uur

Louis Boeckmans (2019)

25) Louis was meer dan een personage in het boek, hij was het verhaal. Bekijk via deze link fragmenten van het interview met Louis. Louis getuigde ook in Elke dag angst over zijn gevangenschap in Blankenburg-Dora.

‘Ik ontmoet Louis voor het eerst in januari 2019, maar hij is voor mij geen onbekende. Zijn getuigenis was reeds op mijn bureau beland tijdens het onderzoek voor mijn boeken Zo was onze oorlog en Elke dag angst. Nu worden die woorden een mens met een verhaal dat ik mag optekenen. Na een kennismakingsgesprek plannen we het interview dat de basis zal vormen voor dit boek. Maar onze tweede ontmoeting wordt tot tweemaal toe uitgesteld. Eerst ben ik snipverkouden, dan wordt Louis wat ziekjes. Op 22 januari 2019, de eerste sneeuwdag, komen we dan eindelijk samen. Op tafel prijken allerlei paperassen, foto’s en een stapel interessante boeken. Maar ik kom toch vooral om te luisteren naar alle mogelijke details die Louis zich nog herinnert. Voor we eraan beginnen, delen we een ontbijt met pistolets. Ik voel dat Louis geniet van ons moment samen. Hij zit te popelen om te beginnen vertellen. Dus we dralen niet langer. Met nog een extra kop koffie installeert Louis zich in zijn zetel. Ik neem plaats tegenover hem op een stoel aan tafel. De dictafoon gaat aan en de camera loopt. Ik stel mijn eerste vraag aan Louis Boeckmans en hij steekt van wal.’

Mijn ontmoeting met Louis, eerste hoofdstuk De laatste getuige

26) Jef Boeckmans, broer en lotgenoot: Vanaf de arrestatie in juli 1944 was Louis bij zijn broer. Jef maakte het allemaal mee: Breendonk, Buchenwald, Blankenburg, de dodenmarsen en Zweden… Wat ze pas achteraf aan elkaar durfden vertellen: dat ze elk lid waren van dezelfde verzetsbeweging!

‘Daarna hoorden we gestommel in de kamer naast ons. Ook daar moesten er enkelen mee. We hoorden ze met hun klompen door de gang stappen richting de binnenplaats. Mijn broer ging door het venster kijken. Dat was met blauwe verf als lichtver- duistering geschilderd, maar er was een stukje weggekrabd. Ik waarschuwde: “Jef, blijf daar toch weg! Als ze zien dat je daar staat, word je nog gestraft.” Hij bleef staan, samen met Karel Daems. De rest van ons zat moedeloos op zijn strozak. Er werd amper iets gezegd, maar toen wees Louis Verheyen ons erop dat als er even stilte zou zijn, de executies zouden beginnen. Jef telde de mannen op de koer. Hij zag hoe ze een zak over hun hoofd hadden. Kort daarna weerklonken de schoten… Nog wat later een tweede salvo, dan een derde en daarna stilte. Wat er toen door mijn gedachten ging, kan ik niet beschrijven. Het bleef lang stil. Zachtjes hoorde ik enkelen huilen.’

Louis over Breendonk

27) Germaine Wagemans, liefje: Toen Louis werd weggevoerd naar de Duitse kampen, lukt het hem om een briefje uit de trein te gooien. Dat was gericht aan zijn lief Germaine. Ze zouden pas een jaar later terug contact hebben. De briefwisseling tussen de twee geliefden nadat Louis bevrijd was een zeer persoonlijke en mooie bron in deze bijzondere oorlogsgetuigenis. Tijdens het vertellen keek Louis vaak naar de lege zetel naast de zijne. Wat miste hij haar…

‘In deze donkere oorlogsperiode was er toch een lichtpunt. Dat mooie verhaal begint tijdens het bal op Klein-Vorst Kermis. Ik was er met enkele kameraden, maar voor hen had ik al snel geen aandacht meer. Daar zag ik voor het eerst Germaine. Ken je dat, liefde op het eerste gezicht? Dat was het wel, ja. We zijn beginnen dansen en zijn blijven dansen tot het einde om één uur ’s nachts. Ik bracht haar thuis. Ze verzekerde me dat ik de volgende zondag mocht terugkeren. We namen afscheid met een kus, stralend van contentement.’

Louis over zijn ontmoeting met Germaine

Eva Fastag (2019)

28) Eva was meer dan een personage in het boek, zij was het verhaal. Bekijk via deze link fragmenten van het interview met Eva.

‘Beeld je even in dat je met Eva in haar kamertje zit. Je ziet haar druk gesticuleren. Je bent verbaasd over haar uitstekende geheugen. Je moet glimlachen wanneer ze energiek opstaat om iets uit de onderste lade te halen. Je ziet haar soms wat onzeker schuifelen op haar stoel en haar wat later streng benadrukken wat ik niet mag vergeten. Ik denk dat je net als ik tranen moet verbijten wanneer de hare over haar verrimpelde wangen rollen, wanneer haar stem breekt en ze met de handen voor de ogen zachtjes zit te snikken… Dichterbij kan deze geschiedenis niet komen.’

Het begin van mijn dagenlang interview met Eva in Israël, eerste hoofdstuk De laatste getuige

29) Irène Spicker, medegevangene en beste vriendin: Deze kunstenares belandde in het voorjaar van 1943 in de Dossinkazerne en er ontstond meteen een bijzondere band met Eva. Haar tekeningen en schilderijen zijn een waardevolle herinnering aan de meer dan 25.000 mensen die via de kazerne naar Auschwitz-Birkenau zijn gevoerd. Ze waren ook een stil verzet, een troost op die vreselijke plek. Na de oorlog woonden Irène en Eva samen met hun medegevangenen en latere echtgenoten Azriel Awret en Arnold Dobruszkes. In haar biografie hoopte Irène dat ze ooit een portret van ‘Evi’ kon maken, maar dat kwam er niet van. Het plein voor het museum in Mechelen is naar Irène Spicker vernoemd, een terecht eerbetoon aan deze bijzondere vrouw.

‘Evi’s ogen waren al lang vergeten hoe te lachen. Ze vertelden een ander verhaal. Tijdens onze achtste en laatste toer op het binnenplein wierp ik een zijdelingse blik op haar. Misschien kon ik nog voor mijn transport de tijd vinden om een portret van haar te schilderen. Ze had smalle handen en voeten. Haar snelle bewegingen deden me denken aan een klein dier, misschien een eekhoorntje met grote bruine bezorgde ogen waarin de tranen stonden terwijl ze verdersprak.’

Irene Spicker over haar vriendin Eva Fastag

30) Arnold Dobruszkes, medegevangene en latere echtgenoot: Als elektricien werd hij een manusje-van-alles onder de Joodse gevangenen in Dossin. Omdat hij soms naar buiten moest, kon hij smokkelwaar in en uit de kazerne krijgen. Zo regelde hij klein werkmateriaal, dat dan verstopt werd in de treinen. Via Eva kreeg hij brieven en documenten die hij naar buiten smokkelde. De vonk sloeg al over in Dossin en na de bevrijding stond Arnold zoals beloofd aan haar deur. Ze kregen één dochter Yael, die vandaag in Israël woont. Zij bezit het portret van Arnold dat Irène Spicker maakte.

‘En toen begin 1945 las ik in de kranten over de ontdekking van het uitroeiingskamp Auschwitz-Birkenau. Toen was plots duidelijk waar al die transporten uit Dossin heen waren gereden. Je kan je niet voorstellen hoe dat voelde… Een leegte. En toch bleef ik hopen dat iemand van mijn familie zou terugkeren. Arnold en ik probeerden ons leven verder te zetten. We besloten te trouwen. Een feest dachten we niet te organiseren, want onze beide families waren gedeporteerd of gevlucht. We hadden bovendien geen middelen. Maar dat was buiten onze vroegere collega’s en lotgenoten in Dossin gerekend. Zonder dat we het wisten, zetten zij een heel verrassingsfeest op poten.’

Eva Fastag over hun huwelijk in 1945

In opstand! (2022)

31) Petronella van Praet, moeder der geuzen: Ze was al in de zestig toen de geuzenopstand uitbrak. Ze verloor haar vier zonen en speelde een bepalende rol in de rebellie, maar de geschiedenis vergat haar. Zij is het hoofdpersonage van mijn geuzenlezing. Klik hier om de podcast over haar die ik samen met Mathijs Deen voor NPO1 maakte.

‘Op 16 februari 1566 richtte Petronella een brief aan de Gelderse stadhouder Megen. Ze ondertekende als ‘”Pieternelle van Praet, de vrijvrouw van Batenburg”. Helemaal in de adellijke communicatiestijl begon Petronella met de beleefde aanhef: “Edele en welgeboren, waarde en welgunstige Heer”. Maar daarna kwam ze meteen ter zake. Ze had op 12 februari een schrijven van hem ontvangen waarin stond dat zij “in haar heerlijkheid van Batenburg niet één, maar vele en verscheidene ketterse verdoemde sekten en predikanten” had verwelkomd. Deze zouden “het slechte volk verleiden” met haar goedkeuring. Ze ontkende staalhard. “Ik betwijfel niet dat deze vluchtmeren [geruchten] door afgunstige mensen gesteld zijn. Ik bevind me in de waarheid dat ze niet anders dan versierde gedichten zijn. Wees verzekerd dat ik noch in het klein, noch in het groot, noch in het openbaar, noch in het geheim in mijn heerlijkheid Batenburg enige ketterse sekte die afwijkt van het oude katholieke geloof, toegestaan heb.” Dit was een flagrante leugen, maar dat deerde Petronella weinig. Ze haalde de geruchten onderuit door te zweren op haar eigen zaligheid dat er niets aan de hand was in haar hof: “Dit zal ons beiden goede gerustheid geven en de valse tongen stillen.”‘

Fragment uit In opstand!

32) Willem Van der Marck, Lumey/Vossenstaart: Deze beruchte Limburger is waarschijnlijk naast zijn neef Hendrik van Brederode de bekendste geus. Voor hij in 1572 Den Briel veroverde had hij al heel wat op zijn kerfstok: van de vossenstaart op zijn hoed om de kerk te schofferen tot op een paard galopperen door het Luikse met achter zich aan een aan een touw gebonden monnik. Zonder Oranje te consulteren promoveerde hij zichzelf tot de admiraal van de watergeuzen, maar toen hij bevel gaf monniken te executeren kwam hij in ongenade. Toch verdween deze kleurrijke en beruchte geus niet van het toneel…

‘Brederode ging vaak gemaskerd en verkleed als kardinaal en soms als franciscaner monnik, waarbij hij in al zijn dwaasheden trouw terzijde werd gestaan door Lumey, even onbezonnen als roekeloos, zo onverschrokken en muitziek als nodig is om een hachelijke onderneming uit te voeren. Hij droeg gewoonlijk op zijn hoed een vossenstaart in plaats van een vederbos. Hiermee wilde hij tot uitdrukking brengen dat de grote vos – de kardinaal – en de kleine vosjes – de leden van de Geheime Raad en de vrienden van de kardinaal – hun staarten zouden verliezen.’

Gezagsgetrouwe jurist Pontus Payen, In opstand!

33) Jan van Marnix, de eerste geus: Hij is het eerste personage dat ik introduceer in het boek. In de zomer van 1565 zou Jan van Marnix in Spa met andere protestantse heren hebben overlegd hoe ze in opstand zouden komen. Daarna werd Jan de stichter van het Eedverbond der Edelen en auteur van het Smeekschrift. In 1567 leidde hij de geuzen in Oosterweel. In tegenstelling tot zijn beroemde broer Filips werd hij vergeten.

‘Spa, 13 augustus 1565. Jan van Marnix liet zich poedelnaakt in een warm bad zakken. Hij keek in de ogen van de twee blote heren naast zich, een historisch moment.’

De eerste zinnen van In opstand!

34) Nicolaas Ruychaver, de gentleman-watergeus: In de eerste delen van In opstand! was er een weelde aan geschikte hoofdpersonages, maar in de latere delen was het langer zoeken. Toen vond ik deze Amsterdams-Haarlemse handelaarszoon die vanaf 1569 carrière maakte als watergeuzenkapitein. Tussen de edellieden viel hij op door zijn lagere afkomst, maar vooral door zijn kalm en gematigd leiderschap, een schril contrast met een figuur zoals Lumey. Dit zachtere imago neemt niet weg dat ook hij het geuzengeweld niet schuwde: van de succesvolle verdediging van Alkmaar en de aanval op Amsterdam tot de de talloze berovingen van Spaanse schepen en een poging om Antwerpen van binnenuit in te nemen .

‘Toen de Spanjaarden een huiszoeking deden in de Antwerpse griffierswoning, hield Margaretha Coppier zich rustig. Samen met haar man leidde ze de soldaten rond in hun huis. In de ontvangstruimte bleven de mannen staan. Ze haalden een vel papier tevoorschijn, rolden dat uit op de grote tafelkast en schreven een opsporingsbericht voor Nicolaas Ruychaver en twee andere geuzen die ergens in Antwerpen verborgen waren. Dat Coppier haar rust kon bewaren, was een prestatie. Want ze wist dat Ruychaver in diezelfde tafelkast verscholen zat en zijn twee kompanen in het rookhok van de schoorsteen achter haar.’

Fragment uit In opstand! over de mislukte poging Antwerpen in te nemen

35) Guido de Brès, de wijze predikant: Hij was de auteur van de Nederlandstalige geloofsbelijdenis en daardoor een van de voornaamste calvinistische predikanten. Eind 1566 bracht hij Valencijn als eerste stad in opstand. Met ‘Wij, de burgers’ schreef hij een basistekst voor de geuzenopstand. Een half jaar later werd hij de beroemdste gevangene van de Lage Landen. Met de talloze bezoekers in zijn cel ging hij geduldig, vergevingsgezind maar ook eigenwijs in debat. Hij werd op als een crimineel opgehangen en begraven in ongewijde grond.

‘Je wist wel dat je een sterfelijke man kreeg toen we trouwden. Als de Heer ons langer bijeen had willen laten, bezat Hij daar wel de macht voor. Maar dit behaagt Hem niet. Ik ben immers niet toevallig in de handen van mijn vijanden gevallen, wel door de zeer goede voorzienigheid van mijn God. Hij leidt alle dingen, zowel grote als kleine. Nu ik dit bedenk, ontwaakt een wonderlijke vrede in mijn hart.’

Laatste brief van Guido de Brès aan zijn echtgenote, 12 mei 1567

36) Gautier Herlin, Valencijnse verminkte bos- en watergeus: Hij was de jongste zoon van de zakenman Michel Herlin, de opstandsleider van Valencijn. Na te dienen in het geuzenleger dat de stad moest te verdedigen, kon hij bij de val van Valencijn ontsnappen met twee oudere broers. Zijn vader en oudste broer werden terechtgesteld. De drie belandden bij de bosgeuzen, maar werden uiteindelijk gevat. Gautier moest toekijken hoe zijn twee broers werden geëxecuteerd. Toen hij zwaar verminkt werd afgevoerd naar Valencijn om daar te sterven, kon hij ontsnappen. Zo belandde hij via Engeland bij de watergeuzen, waar hij zeker tot 1572 (Den Briel) verder streed.

‘Gautier werd op de grond gezet, met zijn gezicht naar zijn twee oudere broers. Hij zag hoe ze toegetakeld werden. Aan een boom hingen de stroppen al klaar. Nog een laatste keer keek hij de twee in de ogen, waarna het touw rond hun hals werd gehangen. Luttele ogenblikken later zag hij hen allebei bungelen aan de takken. Toen kwamen de beulen naar hem toe. Een van hen haalde een mes tevoorschijn. De anderen grepen hem vast. De soldaat sneed hem beide oren en de neus af, een duidelijke vergelding voor de terreurdaden van de bosgeuzen.’

Fragment over arrestatie door geuzenjager Jan Grouwels, september 1568

37) Jan Camerlynck, beeldenstormer en bosgeuzenleider: Deze verarmde sajetwerker en jonge weduwnaar uit Hondschote diende als bewaker bij de hagenpreek van Sebastiaan Matte waarna de eerste beeldenstorm losbarstte. Na de mislukking van de geuzenopstand begin 1567 werd hij de leider van de bosgeuzen in de Westhoek. Onder zijn bevel voerden die gruwelijke terreuraanslagen op geestelijken en militairen uit. Zijn leven eindigde met zijn afgrijselijke terechtstelling op de Ieperse Grote Markt.

‘De beulen hadden een lange folterdood voor Jan Camerlynck in petto, met veel aandacht voor gruwelijk spektakel en vol symboliek. De veroordeelde werd naar voren gebracht. De beul nam een mes en sneed hem de beide oren af, net zoals de bosgeuzen bij verschillende slachtoffers hadden gedaan. Dan bonden ze hem vast op een vlaak, een met riet geweven mat. Ze sleepten de mat met de veroordeelde naar de eerste vuurkorf, waar een ijzeren tang in de hete kolen lag. Met het gloeiende ijzer staken ze diep in de ontblote borst van Jan Camerlynck. Daarna sleepten ze hem naar de volgende vuurkorf, waar een nieuwe tang lag te wachten, dan naar een derde en nog een vierde. “De pijn is duidelijk niet te harden”, schreef ooggetuige Augustijn van Hernighem. “Bij elke behandeling met de hete tang huilt de geus als een klein kind.” Toen hij eindelijk naar het schavot werd gedragen, stamelde hij: “God, God, help me.”‘

Fragment over de executie Jan Camerlynck, In opstand!

38) Hertog van Alva, de ultieme geuzenvijand: We kennen de beruchte landvoogd allemaal uit de geschiedenislessen. Alva kwam midden 1567 in de Nederlanden aan met een bezettingsleger. Hij richtte de gevreesde Bloedraad op, bedacht de Tiende Penning, bouwde de Antwerpse citadel met een standbeeld van hemzelf op het binnenplein en verpletterde tot 1573 elk geuzenleger.

O, Duckdalf met uw genoten

Zijt gij niet zat van ’t bloed!

Dat gij hier hebt vergoten

voor steden schoon, menig man goed

Al met uw bloedige tanden

Als farao en Jesabel

Komt gij in deze Nederlanden

Als Herodes kwaad en fel

hangen, moorden en branden

Ontlijven al metter spoed

Dus komt gij met Babel ter schanden

Al om ’t onschuldig bloed!

Laatste strofe van het geuzenlied over de zonen van Petronella van Praet

17 gedachten over “Stem op jouw top 15 personages uit mijn boeken! En win een boek!

  1. Tof idee om zo’n poll te houden.

    Zelf blijft het verhaal van Boeckmans bij, en wat hij zei dat hij Breendonk het ergst vond van al ondanks de vele latere ontberingen. En voor Eva Fastdags ervaringen zijn ook geen woorden voor, zeker als je weet dat ze haar eigen familie op de trein zette, hoe erg.

    Van de jongens geen nieuws, moet ik nog kopen en lezen, maar Oorlogsdagen en Elke dag angst zijn al gekocht maar moet ik nog lezen. Staat op mijn to-do-lijstje ;o)

    1. Ik heb het boek over Louis Boeckmans gelezen omdat ik de kleindochter goed ken. Je wil zo’n boek liefst in één keer uitlezen zo mooi geschreven en heb toen onmiddellijk erna het boek over Eva Fastag gekocht en deze las ook al zo fijn terwijl ik niet iemand ben die graag leest. Je leest deze boeken met passie omdat ze ook met passie geschreven zijn.

  2. Je bent inspirerend en je enthousiasme werkt aanstekelijk. Je bent de gedroomde geschiedenisleerkracht. Proficiat Pieter Serrien voor je gedreven medewerking aan een echte herdenkingscultuur in België voor alle oorlogsslachtoffers. Dank je voor je tomeloze inzet in de oorlogsherinnering waarvan mijn wijlen vader en nonkel deel uitmaken. En om ons aan te tonen dat de overlevenden van de kampen de meest vreedzame en zachtaardige mensen zijn die je kan ontmoeten met hoopvolle boodschappen.
    Als jonge historicus belicht je via je prachtige werken alle aspecten van de oorlogsgeschiedenis en geef je ons via jouw werken en lezingen een betere kijk op deze verschillende episodes en tragedies. Oorlog kan snel dichtbij zijn en jij wilt ons hier bewust van maken.
    Dit is een van je opmerkingen die bij mij is blijven hangen: “Ik wil met mijn leerlingen meer doen en hen vooral laten nadenken over hoe geschiedenis gemaakt wordt. “
    Met de vergeten geschiedenis van de geuzenopstand in de Lage Landen (1565-1578) breng je ons terug naar de geuzen-tijd terwijl je ons verrast met het zingen van één van de zovele geuzenliedjes die je kent terwijl je jezelf begeleidt op je gitaar.
    Ik hoop van harte nog meer werk van je te zien, want alles over onze geschiedenis is nog niet verteld. Wie weet nog een werk over de laatste Belgische levende overlevende uit Dachau? 🙂
    Veel succes!

  3. Dat Pieter pienter is is bekend maar laten we ook zijn warm vriendelijk hart zeker niet vergeten. Zijn enthousiasme, bereidwilligheid straalt hij zonder twijfel uit naar een breder publiek. Zouden de jeugdigen nog interesse vertonen in het verleden ? Hierbij kan ik jullie een duidelijk antwoord geven, ja. Meer en meer ziet men de jongeren de vraag stellen, “ wie waren mijn voorouders, hoe leefden mijn voorouders, …. “ , en hier denk ikzelf dan aan de onschatbare waarde van Pieter. Inderdaad, ook de jeugd kent Pieter, en laat nu juist gechiedenis het leven van de toekomst zijn ! !
    Hartelijk dank Pieter, uw warm vriendelijk hart draagt u over op de jeugd. Van onschatbare waarde, proficiat Pieter ! !
    Geert Lecompte

  4. Tja, Het zal toch nog eens een trip naar de boekhandel worden. Want met alleen Elke dag angst en Opstand gelezen doe ik deze schrijver oneer aan. De boeken over de laatste getuigen staan hoog op mijn te lezen lijst. Hopelijk kan Pieter Serrien nog delen van deze geschiedenis ontsluiten. Stiekem ben ik een beetje jaloers op deze schrijver.

  5. Pieter,

    ik heb intussen al je boeken gelezen. De oorlogsjaren, waar mijn grootouders zelf weinig of niet over vertelden, daarover leerde ik veel bij door het lezen van jouw boeken. De verhalen in je boeken, zijn vaak nog andere verhalen dan de geschiedenis die aan bod kwam tijdens de lessen geschiedenis toen ik (nog) op de schoolbanken zijn. Zo was bijvoorbeeld het verhaal van de CRAB’s me nagenoeg onbekend, tot ik je boek daarover las. Bij het lezen van ‘Elke dag angst’ kwam die geschiedenis soms akelig dichtbij de plek waar ik opgroeide of het dorp waar ik woon.

    Ook je laatste boek, hoewel een veel oudere geschiedenis over de geuzen, vond ik razend interessant.

    Mijn leraars geschiedenis in het college in Boom, in de jaren ’90, brachten geschiedenis wel boeiend over maar telden ook en vooral af naar hun pensioen. Ik heb nooit een jonge, enthousiaste leerkracht geschiedenis gehad, zoals jij er één bent. Die me misschien had kunnen motiveren om ook zelf geschiedenis te gaan studeren.

    Ik leerde je intussen ook persoonlijk kennen als een heel gemotiveerde, geëngageerde jongeman. Blijf wie je bent, blijf lesgeven én blijf schrijven, Pieter. Hopelijk blijft de ‘writer’s block’ jou vreemd. En kan ik ook de komende jaren nog (nieuwe) boeken van jou blijven lezen.

    Proficiat voor de voorbije 15 jaar, Pieter. En zoals leerkrachten dat op rapporten schrijven: Doe zo voort!

    Kristof Lauwers

  6. Pieter,

    Ik leerde je kennen door mijn schoonouders in Mortsel bij wie het verhaal van “De Bommen op Mortsel” nog erg leeft. Ik heb zelf ook geschiedenis gestudeerd en deel met jou de liefde voor het verhaal van de gewone man. De manier waarop jij daarnaast ook je lezers en de inwoners betrekt bij de geschiedenis door allerlei activiteiten op te zetten, bewonder ik heel oprecht! Ik herken in jou de “zending” die wij destijds kregen van onze prof bij het afstuderen: engageer je in de plaatselijke geschiedenis… Dat deze werkwijze ook kan toegepast worden op “oudere geschiedenis” heb je bewezen met je boek over de Geuzen. Ik heb dat met veel plezier gelezen! Van harte proficiat met je jubileumviering en doe er nog heel veel boeken bij!

  7. Heel toffe poll en een leuk overzicht van je boeken en personages. Voor mij is Tranen over Mortsel een indrukwekkend boek om te lezen, ondertussen met veel nieuwe getuigenissen tov de eerste versie die ik dus al jaren bezit. Maar ik geniet steeds van al je publicaties, blijf vooral schrijven!
    Danielle Roubroeks

  8. het herinnert mij aan mijn eerste boek van u, het elfde uur, ik was direct pittig onder de indruk, en ik volg u als schrijver, en ben uiterst geïnteresseerd in allerlei ontwikkelingen, die ik gelukkig via de mail vaak binnen krijg, soms via TV VRT serie, bijzonder talent heeft u en prachtige schrijfvermogen.

  9. Best een indrukwekkend oeuvre, daar mag je trots op zijn! Het fijnst aan je boeken is voor mij dat telkens weer blijkt dat je een historicus bent met een hart voor (de geschiedenis van) de gewone man in de straat. Doe zo voort, we kijken uit naar je werk!

  10. Heb 2 broers verloren bij het bombardement 5 april 1943 te Mortsel.
    Zijnde Jan en Jozef Putmans. Mijn ouders spraken hier niet over.
    Dank zij het boek ‘Tranen over Mortsel” ben ik hierover meer te weten gekomen.
    Ook de boeken over “De laatste getuige” waren indrukwekkend.

  11. Je boek over Eva Fastag heeft me erg aangegrepen. Mocht ik het geluk hebben om een boek te winnen, dan graag het andere boek van de laatste getuigen over Louis Boeckmans🤞

  12. Proficiat met het schrijven van uw boeken alsook met het samenstellen over de herdenking van 5 april in Mortsel.
    Jessie van Serveyt

  13. Dag Pieter,
    Ik zou nog graag Van onze jongens geen nieuws lezen. Getriggerd door de verhalen uit Zo was onze oorlog.
    Groetjes Leen

  14. Ik heb een voorliefde voor boeken over WO2 en kwam zo uit bij de reeks “de laatste getuige”. Pakkende verhalen en een kans om meer te weten te komen over wat mijn grootvader heeft meegemaakt. Zijn verhaal ging immers mee het graf in.
    Je debuut staat zeker nog op mijn lijstje.

Plaats een reactie