582 pagina’s vlot geschreven, gedurfde, genuanceerde, verrassende en inspirerende geschiedenis. Dat is het boek van David Van Reybrouck.
Geschreven als een romancier en als een historicus. Een uniek boek.
VAN REYBROUCK, David, Congo, een geschiedenis, Amsterdam: De Bezige Bij, 2010.
‘Data zijn een relatief begrip in Congo’ (p. 17) en ‘etnisch bewustzijn is een relatief concept in Congo’ (p. 24). Al op de eerste pagina’s benoemt Van Reybrouck zijn/onze eigen valkuil: we benaderen de Congolese geschiedenis te vaak vanuit ons perspectief, vanuit onze tijdrekening en onze opdelingen in rassen en naties. Voor ons is 1885 de datum van de ‘inbeslagname’ van Congo door koning Leopold, maar was dat voor een dorpeling aan de Congostroom ook zo? ‘Nee’, zegt Van Reybrouck. Daarom gaat de auteur zelf naar Congo en zoekt daar naar de verhalen over het Congolese verleden. Dit onverwachts perspectief maakt zijn aanpak gedurfd.
Soms staat Van Reybrouck als blanke Belg te veraf om een Congolese geschiedenis te schrijven: hij schrijft een boek dat een Congolees had moeten schrijven. Maar vreemd genoeg, soms staat Van Reybrouck plots te dichtbij en hij beseft dit. Als hij Laurant Nkunda ontmoet lezen we: ‘Ik ben op het punt aangekomen dat de geschiedenis nog warm is, vers en ongrijpbaar. Ik heb geen overzicht, niemand heeft overzicht. Ik weet alleen dat ik liever met gewone mensen praat dan met bewindsleden, dat ik meer van anekdotiek leer dan van retoriek.’ (p. 548) Zijn aanpak vind ik inspirerend. Hij vertelt de geschiedenis aan de hand van ‘gewone’ en vaak nieuwe getuigenissen, een methode die ik zelf toepas en waarover ik opnieuw veel heb bijgeleerd.
Van Reybrouck slaagt erin om de complexe zaken helder uit te leggen. Zijn schrijfstijl is vlot zonder te vervallen in simplistische verwoordingen. Op sommige momenten is het zelfs literair en poëtisch. Enkele voorbeelden: ‘België was nog jong en labiel, met Nederlands-Limburg en Luxemburg had het grote delen van zijn territorium verloren, katholieken en liberalen lustten elkander inmiddels rauw, het proletariaat begon zich te roeren: een explosieve cocktail. Het land leek wel “een stoomketel zonder ventiel”, vond Leopold. Congo werd dat ventiel. (p. 75) ‘ ; Of ‘Mobiele telefonie is voor Afrika wat de boekdrukkunst voor Europa was: een ware revolutie die de structuur van de samenleving grondig herdefinieert.’ (p. 499). Dat Leopold II nooit naar Congo is geweest wist ik, maar dat hij zelfs nooit aanwezig is geweest op de Conferentie van Berlijn (p. 67)! Van Reybrouck besluit: ‘In België was Leopold een constitutionele monarch met beperkte bevoegdheden, in Congo was hij een absolute vorst.’ (p. 71) De ongezonde situatie in Belgisch Congo vat Van Reybrouck in één begrip: “In wezen werd de koloniale samenleving van het interbellum beheerst door wederzijdse angst: de blanke overheersers waren als de dood om hun respectabiliteit te verliezen in de ogen van de Congolezen, terwijl zeer veel van die Congolezen bang waren voor het blanke gezag en er alles aan deden om zijn respect te verdienen. Het was een houdgreep van angst. Hoe lang kon men die volhouden?’ (p. 193) Dat ene begrip, hier ‘houdgreep van angst’, is vaak ook de titel van het hoofdstuk.
De personages van zijn boek zijn indrukwekkend. Zo is er de populaire Simon Kimbangu die een eigen kerk stichtte in Bakongo nadat hij enkele visioenen had gekregen. Of de stokoude Nkasi (zie kaftfoto) die in 1882 geboren zou zijn en dus 128 jaar oud was toen hij onlangs stierf. En de charmante Jamais Kolongo van African Jazz, de muziekpionier van Congo. De hoogtepunten van het boek zijn voor mij de beelden die Van Reybrouck zo sterk beschrijft. Van de typische verkleuring van de Congostroom vanuit een vliegtuigraampje tot een kindarbeider onder het stof met een t-shirt van kabouter Plop aan. Of ‘Mobutu en Lumumba, samen op de brommer, twee nieuwe vrienden, de journalist en de bierverkoper, de een is 28, de ander 33. Lumumba zit achterop. Ze rijden door de warme lucht en praten luid om het geknetter van de uitlaat te overstemmen.’ (p. 263) Ik word telkens opnieuw verrast door de onwaarschijnlijke ontmoetingen van de auteur, maar ook door de bijzondere gebeurtenissen in het land, waar ik in andere Congo-boeken nooit over las.
Congo, een geschiedenis kan je op twee manieren lezen. Enerzijds als een reconstructie van de periode 1885-2010 in Congo, geschreven door Van Reybrouck met het petje van de belezen historicus. Anderzijds als een reisverhaal van de auteur, die zijn persoonlijke interpretatie niet achterwegen laat. Dan heeft Van Reybrouck het petje op van de verhalenverteller. Deze spanning is constant aanwezig in het boek. Interessant, maar ook verraderlijk. Dit boek is zowel een naslagwerk als een specifieke studie, zowel een eindwerk als een aanzet tot meer onderzoek, zowel een cursus voor het vak ‘geschiedenis van Congo’, als een onderzoeksproject van een individuele historicus. Daarom dreig je op momenten te ‘verdwalen’ in het boek, zoals bij de de stokoude Nkasi of bij het foutieve verhaal van dief van de sabel van Boudewijn. Als je die fragmenten leest als de reconstructie van de Congolese geschiedenis, vind je Van Reybrouck naïef en onprofessioneel. Heeft hij zijn bronnen wel goed gecontroleerd? Als je de fragmenten leest als delen van zijn reisverhaal, wordt je als lezer meegenomen naar het gesprek tussen Van Reybrouck en de getuige. Dan moet je zelf interpreteren. Van Reybrouck is genuanceerd genoeg om niet in een van de twee valluiken te sukkelen, maar soms is het onduidelijk hoe je het boek moet lezen: als een totaalgeschiedenis of als een reisverhaal?
Voor mij gaat Van Reybrouck op wandel door de Congolese geschiedenis en als lezer krijg ik het verslag van zijn ontdekkingsreis. Ik ben benieuwd of hij daar ook zo over denkt. Beelden, verhalen en feiten, chronologisch aan elkaar geschreven door de auteur. Hij is daarbij moedig, niet alleen door zijn aanpak. Hij legt zijn oor bij de Congolezen en vraagt hen wat zij denken/weten over hun geschiedenis. Enkele van die ‘gewone’ Congolezen die aan het woord komen in Congo, een geschiedenis:
West-Afrikaanse slaaf die in 1840 naar Brazilië werd verscheept (p. 35): ‘We werden naakt in het ruim van het schip gegooid, mannen dicht op elkaar aan de ene kant, vrouwen aan de andere kant; het ruim was zo laag dat we niet rechtop konden staan, maar verplicht werden om te hurken of op de vloer te zitten; dag en nacht waren hetzelfde voor ons, slaap zat er door de krappe ruimte niet in, en we werden wanhopig van het lijden en de vermoeidheid. Het enige eten dat we tijdens de reis kregen was graan dat geweekt en gekookt was. We leden heel erg door het tekort aan water. Een halve liter per dag was toegestaan, meer niet; en heel veel slaven stierven tijdens de overtocht. Wanneer een van ons opstandig werd, sneed men met een mes in zijn vlees en werd er peper en azijn in gesmeerd.’
Een Congolese veteraan over hun heroïsche doortocht van de Sahara tijdens WOII (p. 203): ‘ “Er vertrokken tien, misschien wel vijftien colonnes. Een colonne bestond uit honderdvijftig vrachtwagens en telde één Belgische officier en één marconist. Ik was zo’n marconist. Als opérateur stond ik in voor de communicatie met de andere colonnes. We gingen van Nigeria naar Soedan en trokken door de grote Nubische woestijn. Op kompas; De doortocht van die woestijn zal ik nooit vergeten. Er waren zandstormen waardoor je soms een uur lang niets kon zien. Als het zand opwarmde, zag je dingen die er niet waren. Meer dan een maand hebben we erover gedaan. Soms vorderden we maar twintig kilometer per dag. Er waren ravijnen. Daar gebeurden ongelukken… We leefden op biscuits en blikjes corned beef. We kregen slechts een halve liter water per dag. Velen werden ziek… We leefden als dieren, we konden ons niet wassen… De hele tocht van Lagos naar Caïro heeft ons drie maanden gekost. Duizenden en duizenden kilometers hebben we toen gereden.” Hij stokte. Stopte. Nooit eerder had ik over die heroïsche doorsteek van de Sahara gehoord. Ik vroeg hem of hij zijn verhaal ooit had laten optekenen. “Nee”, zei hij, “het is de eerste keer dat een blanke ernaar vraagt.’ ”
Over de Congolezen die stembiljetten moeten tellen in de zomer van 2006 (p. 527): ‘Het beeld van dappere burgers die bij kaarslicht in een hut stemmen zitten te tellen, vaak na een dag lang niets gegeten te hebben, ontroert mateloos. Het beeld van vermoeide mannen en vrouwen die slapen tegen een verzegelde stembus en hem omarmen als was het een schrijn of een kind, laat niemand onberoerd. De grootste overwinnaar van de verkiezingen was de gewone Congolees. Nog voor het ochtendgloren werden veel resultaten al doorgebeld of ge-sms’t naar de rekencentra. Het wonder was geschied.’
Over Jean, een Congolese arbeider enkele jaren geleden (p. 552): ‘Neem Jean. Hij ging in dienst bij Jia Xing, een van de grotere koperverwerkende bedrijven met een depot in Kolwezi en een smelterij in Lubumbashi. De onderneming stelde tweehonderd mensen te werk en Jean kreeg een contract van onbepaalde duur: hij was een ervaren smelter. Soms kon een dagloner dus opklimmen tot een vaste aanstelling, al waren de contracten vaak in het Chinees gesteld. Jeans shifts duurden twaalf à dertien uur met een ultrakorte middagpauze, zeven dagen per week. Er was een dagploeg en een nachtploeg. Beschermende kledij was er niet, zijn gereedschap was versleten, de hitte van de oven was niet te harden. Jeans maandloon bedroeg 120 dollar, met een bonus van honderd dollar als hij de oven deed; daarmee was Jia Xing de best betalende Chinese werkgever in Katanga. Op een morgen waren hij en twaalf collega’s enkele minuten te laat op het werk: een verkeersongeval had hen opgehouden. Als straf werden ze opgesloten in een container, waar ze van zeven uur ’s ochtends tot vijf uur ’s avonds zaten. Op het eind van de dag werden ze allemaal ontslagen.’
Meer info: Videoreportage van David Van Reybrouck op zijn website. Verslag van zijn boekpresentatie. Dirk Daulans kritisch over het boek in Knack. Mijn eigen kritiek op David Van Reybrouck.
David Van Reybrouck wint de AKO Literatuurprijs!
En terecht!
Super boek, het kost wat tijd om er door te komen, maar dan heb je ook echt een super geschreven verhaal gelezen. Het wast de zonden van de Belgische regering, en het Westen in het algemeen niet weg en geeft een vrij goed beeld van de hele geschiedenis. Klasse!
Krijgen schoolkinderen een vleugje van dit soort geschiedenis ?
Mij is dit nooit te beurt gevallen.