Een jaar na de massaal bijgewoonde 75ste herdenking van het bombardement was er gisteren opnieuw bijzonder veel volk. De Amerikaanse ambassadeur en minister Koen Van den Heuvel waren aanwezig. Ik mocht na hen een toespraak houden, die je hieronder in een uitgebreide versie kan lezen.

‘Ik wil jullie meenemen naar die noodlottige 5 april 1943, in de tegenwoordige tijd alsof het vandaag gebeurd is, want zo voelt het voor vele getuigen nog steeds. Het is exact 15 uur 32 als het bombardement begint. 384 bommen vallen en slechts enkele treffen het doelwit. Een van die bommen valt op de speelplaats van de Sint-Vincentiusschool. Het bombardement duurt amper een minuut, maar het lijkt zoveel langer. Wanneer de vliegtuigen vertrokken zijn, durven sommigen al naar buiten te komen of willen ze slachtoffers uit het puin helpen. Vier minuten later verschijnen er opnieuw vliegtuigen aan de hemel. Nog 216 bommen treffen Oude-God. Nog meer mensen worden daarbij gedood. Een bom valt net op de plek waar de leerlingen van verschillende klassen van de Sint-Vincentius naartoe zijn gevlucht. Honderd van hen zullen later die dag dood uit een bomput gehaald worden.  

Louis Leemans.

De Antwerpse brandweer ontvangt eerst het alarm dat Gevaert in brand staat. Ze rukken uit en zien van in Berchem al de metershoge vlammen tot over de steenweg uitslaan. In de fabriek zittien tientallen jonge meisjes gevangen in een fabriekszaal die door een bom in lichterlaaie is gezet. Hun baas is Louis Leemans. Hij snelt op de half instortende trap naar boven om zijn meisjes te redden. Telkens weer baant hij zich door de vlammen en keert hij terug met enkele jongedames. Tot het ook hem te veel wordt. Hij stort neer. Er zitten brandwonden over zijn hele lijf. Hij zal elf dagen later in het ziekenhuis overlijden. Zijn dochter getuigt: ‘Ik herken mijn vader eerst niet, want hij ligt onder het roet van die brand. Hij zegt me: “Ik heb geen spijt. Als ik het niet gedaan had, dan had ik me dat heel mijn leven verweten.”’

Dokter Louis De Winter is in zijn praktijk in Berchem. Enkele minuten nadat hij de grond heeft voelen daveren, verschijnen de eerste gewonden. ‘Sommigen kermen’, vertelt hij. ‘Anderen zitten er apathisch bij. De buik van een bejaard mannetje is geperforeerd door een bomscherf en zijn ingewanden zijn verhakkeld. Met een mysterieuze kracht is hij tot hier geraakt. Hij is een hopeloos geval. De arm van een andere man hangt er nog met enkele spiervezels aan. Binnen enkele ogenblikken is mijn huis één grote bloedplas. Bebloede mensen komen aangereden per fiets, die ze God weet waar gevonden hebben. Als ze zien dat bij mij alles stampvol is, rijden ze vertwijfeld verder.’

De Mortselse waarnemend adjunct-politiecommissaris August De Weerdt is in het Antwerpse stadhuis als de hel in zijn gemeente losbarst. Samen met de hoofdcommissaris neemt hij meteen de wagen en is hij naar eigen zeggen op amper een kwartier in het rampgebied, waar ze de auto achterlaten. ‘Het is één grote verwoesting’, reconstrueert hij. ‘We moeten over de weggeblazen muren en draden van de tramleiding kruipen. Het Gemeenteplein is één rokend slagveld. Ik vind enkel mannen van mijn korps, versuft, verdwaasd, geschokt. Ik moet ze naar huis zenden.’

De indrukwekkende herdenkingsmuur.

Nadat De Weerdt arriveert komt er een spontane en massale hulpverlening op gang. Van overal stromen mensen toe in Oude-God, ook Duitsers en veel collaborerende groeperingen. Een van hen is Yolante Weyten die in uniform van de Vrouwelijke Arbeidsdienst naar de getroffen Sint-Vincentiusschool trekt: ‘Mijn job: die kinderen mee uit die put halen. Ik moet telkens de krater instappen en de lijkjes van de kindjes eruit halen. We mogen de kinderen niet meegeven met de moeders die rond de bomkrater staan. Maar allez, je kan die kinderen toch niet uit hun armen trekken? In een kruiwagen of op een kapotte deur nemen ze die kleintjes mee. In de bomkrater vind ik daarna een kindje, een jongetje, zo schoon, zo lief. Er is niets aan hem te zien. Hij lijkt mij amper drie jaar oud. Maar dan neem ik hem op en heel zijn inhoud valt er langs achter uit.’  Haar latere echtgenoot Bob Verheyen krijgt de afgrijselijke opdracht om de lijken te bergen. ‘We doen dat altijd op dezelfde manier’, vertelt hij. ‘Een kist, zagemeel erin, een lijk daarin, weer zagemeel, een deksel, toenagelen en schrijven: “Onbekend – Inconnu”. Die avond keer ik huiswaarts. De volgende ochtend ga ik weer en dat hou ik enkele dagen vol. Na een week kan ik het niet meer aan.’

Gaby Aerts is 19 jaar en denkt eerst dat haar eigen stad Lier is gebombardeerd, zo luid klinkt het gevaar. Maar als ze ’s avonds thuiskomt, hoort ze de verhalen over Mortsel. Ze gaat meteen in op de oproep van het Rode Kruis om te gaan helpen en vertrekt met een vrachtwagen. ‘Wij zijn op geen enkele manier voorbereid en wat we daar aantreffen is afgrijselijk. Ik beland in een zaaltje dat vol met lijken ligt. Er hangt zo’n penetrante geur. Ik moet de families begeleiden die hun dierbaren komen herkennen. Een van de eersten is een grootmoeder die haar kleindochter zoekt. We vinden ze… een kind, een mooi kind van een jaar of tien, met lange pijpenkrullen. Ineens haalt die grootmoeder een grote schaar boven. Ze vraagt me of ik enkele krullen wil afsnijden. Dat doe ik.’

Na de akelige nacht wordt het 6 april. Al vanaf de vroege ochtend zijn honderden hulpverleners in de weer om diegenen die in het duister hebben voortgewerkt af te lossen. Ondertussen is het rampgebied afgesloten om plunderaars tegen te houden.  

Jacques Marquet is een twintigjarige scoutsleider en komt voor de tweede dag helpen. Hij is aan het puinruimen in de Heilig-Kruisstraat, aan het huis van familie Monheim. Alice Lison is een gids en helpt mee met haar scoutsmakkers vanaf de vroege ochtend in het puin. Maar ze valt en verwondt haar knie. ‘Het is verschrikkelijk’, schrijft ze in een brief. ‘Mijn knie stoot ik tegen een verkoold lijk tussen het puin.’ De bezorgde Jacques spreekt haar aan: ‘Soeur scoute’, zegt hij. ‘Dit is geen plaats voor meisjes zoals jij. Ik kom nog wel eens horen hoe het met je gaat.’ Dat zijn zijn laatste woorden. Ik zie hem terug het puin in gaan. Daar krijgt hij een balkon op zijn hoofd. Hij is op slag dood. Had hij mij niet gered, was hij niet op dat fatale moment daar geweest. Ik voel me tot vandaag verantwoordelijk voor zijn dood.’

Jacques Marquet.

In tegenstelling tot Louis Leemans is Jacques niet opgenomen in de officiële slachtofferlijst. Hij is in mijn ogen het 937ste slachtoffer van het bombardement. 

Vorig jaar herdachten we 75 jaar na het bombardement. Mijn boek Tranen over Mortsel kreeg toen een derde heruitgave. Ook een jaar later is de interesse voor wat er 76 jaar geleden is gebeurd nog groot. We hebben een vzw opgericht, waarmee we de website onderhouden en de herdenking ook de komende jaren willen garanderen. De online herdenkingspagina’s voor elk van de 936 slachtoffers van het bombardement worden dagelijks tientallen keren bezocht, soms zelfs honderden keren. Mensen reageren en elke week krijg ik wel een bericht van iemand die nog een verhaal heeft of een foto deelt zodat we alweer een gezicht kunnen geven aan een slachtoffer. Ondertussen hebben we al voor de helft van de 936 doden een foto gevonden.

In 2019 herdenken we nog vele andere bombardementen in ons land. Over vier dagen is het 75 jaar geleden dat het Gentse Merelbeke gebombardeerd werd. Daar vielen die 10de april 428 doden. De tol van de geallieerde bombardementen in de lente van 1944 was bikkelhard: 26 maart Kortrijk 252 doden, 19 april en 1 mei Mechelen 150 en 171 doden, 8 mei Brussel 197 doden, 11 mei Beverlo 70 doden, Lokeren 85 doden, Luik 126 doden, Brussel 276 doden; 12 mei Leuven 246 doden en zo kan ik nog even doorgaan…

Vele van die getroffen dorpen en steden nemen vandaag een voorbeeld aan wat wij hier doen. De geschiedenis herdenken. Niet omdat het moet, maar wel omdat we niet willen vergeten.’

Getuige Flor Landuyt toonde na de plechtigheid de tekening die hij dit jaar maakte. Hij heeft jarenlang gezwegen over wat hij meemaakte in de Guido-Gezelleschool. In Tranen over Mortsel stond al een tekening van de puinhoop waarin hij urenlang vast zat. Nu is er nog een indrukwekkender kunstwerk/getuigenis bijgekomen…

(c) Ronny Mullens.
 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s