Mijn zoontje aan de hand van mijn vader op het vernieuwde ereperk (c) Hanne Serrien.

209 kinderen.

209.

Zo veel dodelijke slachtoffertjes, hier in Mortsel.

Het aantal is al even bekend geworden als het totaal van 936 slachtoffers.

Maar eigenlijk klopt dit aantal niet. Het waren er meer. 258 minderjarigen kwamen 75 jaar geleden in Mortsel om. Door te werken aan de slachtofferlijst, krijgen niet alleen vele slachtoffers een gezicht, maar we leren ook hun verhalen kennen. 

Het jongste slachtoffer was amper tien dagen oud: Albert Wesenbeek. Hij stierf in de Varentstraat. Zijn vijfjarige zus Christiane kwam om in Sint-Lutgardisschool. Naast Albert kwamen er nog achttien baby’s en peuters om. Een van hen was Maria Buys, toen een maand ouder dan mijn eigen zoontje nu is. Zij stierf samen met haar mama en vijfjarig broertje thuis in de Eduard Arsenstraat. Haar andere broertje overleed in het eerste leerjaar van de Sint-Vincentiusschool. Ik probeer me voor te stellen hoe het voor de achterblijvende papa moet geweest zijn. Hij bleef eenzaam achter tussen de puinresten van zijn kapotgebombardeerd huis. 

Er kwamen tien zeventienjarigen om, waarvan vijf in de Erla-fabriek en twee in de Gevaert. Terwijl ze eigenlijk op de schoolbanken zouden moeten zitten om nog te leren over wereld, hadden omstandigheden hen gedwongen om het werkleven al aan te vatten. De Antwerpse Gustaaf Suetens was met zijn veertien jaar het jongste slachtoffer in de Erla-fabriek. Al deze kindslachtoffers werden nadien meegeteld als volwassenen. 

Nooit vergeet ik het telefoontje dat ik tien jaar geleden kreeg van de toenmalige burgemeester Ingrid Pira. Of ik wilde meewerken aan een project van de stad om getuigen van het bombardement samen te brengen met jongeren. Wat tien jaar geleden begon, is eigenlijk nooit gestopt. De verhalen die ik nu kan vertellen over de kinderen van toen zijn opgetekend mede dankzij de jongeren van vandaag.

Mooi gebaar: burgemeester Pira die alles opstartte en burgemeester Broeckx die het tien jaar later volbracht, leggen samen een bloemenkrans neer.

De laatste tien jaar is er zo veel gebeurd, zowel door de stad als door mensen die aanvankelijk weinig met het bombardement te maken hadden. Mijn boek Tranen over Mortsel is tot driemaal toe verschenen. De Amerikaanse ambassadeur kwam voor het eerst naar een herdenking. Ook de Britse, Duitse en Nederlandse overheden lieten zich vertegenwoordigen. Kunstenaars gingen aan de slag, jonge muzikanten, studenten, romanschrijvers, toneelmakers… Het lijstje van herdenkingsactiviteiten is eindeloos. Het is moeilijk voor te stellen dat 25 jaar geleden bij de vijftigste verjaardag gedacht werd dat het de laatste grote herdenking zou zijn.

Dat de herdenkingswand en de 936 herinneringsdoosjes en online pagina’s vandaag nog ontroeren is geen verrassing. 5 april is niet vergeten, dat is duidelijk. Dat versterkt onze motivatie voor het oprichten van een VZW, waar iedereen lid van kan worden om ervoor te zorgen dat de slachtoffers én de getuigen in de toekomst onze blijvende erkenning krijgen. 

In die 936 doosjes schuilen er 258 kinderen. Zo veel kinderen met bijzondere verhalen. 

Raymond Van Serveyt, de zevenjarige zoon van een verzetsheld die drie maanden laten ter dood werd veroordeeld.

Guido De Backer, die dankzij zijn neefje en naamgenoot verder leeft aan de andere kant van de wereld, in Brazilië.

Maria Van Loock, die samen met haar pasgeboren broertje een bidprentje deelde. Ze liggen hier naast elkaar op de vijfde rij.

Raymond, Guido, Maria… Fritske, Alfons, Rosalie, Raoul, Lydia, Mariette, Monique, André, Nora, Marcel, Greta, en alle andere kinderen die op die noodlottige 5 april het leven lieten, we zullen jullie nooit vergeten. 

Pieter Serrien, auteur Tranen over Mortsel (zaterdag 7 april 2018). Meer info over de 936 herdenkingsdoosjes en -pagina’s online vind je via deze link.

Onder de foto zijn enkele kinderverhalen verder uitgewerkt.

Mogen spreken na Herman Van Rompuy en Bart De Wever, niet iets voor elke dag…

Maria Van Loock. Veertien jaar, overleden in de Sint-Lutgardisschool. Ze woonde net om de hoek, in de zwaar getroffen Edegemsestraat. Hun huis werd vernield en haar babybroertje van twee maanden stierf. Ze delen een bidprentje: een foto waarop Maria de pasgeboren Ludovicus vasthoudt.  Ze liggen hier naast elkaar op de vijfde rij. 

Alfons Brion. Zestien jaar, uit Kontich. Hij zat in Sint-Aloïsius, de school die miraculeus niet getroffen werd. Hij luisterde niet naar de wijze raad van zijn leerkrachten om de kelder in te gaan. Zijn medeleerlingen dachten dat hij naar buiten rende uit schrik, begrijpelijk. Maar eigenlijk liep hij naar zijn kleine zusje, die in een andere school zat. Hij werd onderweg door een bom getroffen en was op slag dood. 

Raymond Van Serveyt. Zijn voornaam staat verkeerd op zijn bidprentje, een drukfout. Eergisteren tijdens de opening van de herdenkingswand sprak ik met zijn zus. Ze had zijn herinneringsdoosje mee naar huis. Samen dachten we na over het drama dat haar familie overkwam. Toen de zevenjarige Raymond omkwam in Sint-Vincentius, zat zijn vader Marcel vast in de Begijnenstraat. Hij was opgepakt door de Gestapo omdat hij in de weerstand zat. De Duitsers lieten hem enkele dagen vrij zodat hij de begrafenis van zijn zoontje kon meemaken. Voorbereidingen om hem te laten onderduiken en naar Engeland te vluchten werden getroffen, maar Marcel weigerde. Hij wilde zijn familie niet nog meer verdriet aandoen en vreesde dat zijn medegevangenen gestraft zouden worden voor zijn vlucht. Hij meldde zich drie dagen later terug aan. Drie maanden later werd hij ter dood veroordeeld in Brussel. De kleine Raymond ligt hier op de tweede rij, zijn vader heeft een graf gekregen hier opzij aan het monument voor de weerstanders. 

Guido De Backer. Zes jaar, kwam om in het eerste leerjaar van de Sint-Vincentiusschool. Eergisteren reageerde iemand vanuit Brazilië op zijn online herinneringspagina, ene Guido De Backer. Hij vertelde dat hij in de jaren zestig geboren is en naar zijn nonkel werd genoemd. Hij heeft mijn boek, maar hij kan er niet in lezen. ‘Het roept te veel emoties op’, zegt hij. Hij schrijft hoe zijn nonkel overleed: ‘Mijn grootmoeder – de bobonne – vond Guido in de school, gewond, en ze droeg hem naar het ziekenhuis. Daar moest ze aanschuiven in een lange rij van gewonden. Guido overleed tijdens het wachten. Iemand zei haar: “Mevrouw, je hoeft niet meer aan te schuiven, hij is overleden…”’

Jacques Marquet. In mijn ogen het 937ste slachtoffer van het bombardement. Hij was net geen kind meer. Hij was student en scout, 21 jaar. Op 6 april ging hij naar Mortsel om te helpen, net als zovele anderen. Na de oorlog vond zijn familie een brief terug van een gids, een meisje die in scoutsuniform die net als Jacques was gaan helpen. Zij schreef dat ze was vast te komen zitten met haar voet in het puin en dat Jacques haar bevrijdde en wegdroeg. Hij moet nog hebben gezegd dat het daar geen plaats was voor meisjes. Na haar neer te leggen ging hij terug naar de puinhopen, in de hoop om nog overlevenden te vinden. Even later viel een muur naar beneden en hij was op slag dood. Gestorven door de bommen, al is het onrechtstreeks. 

Ik eindig met Bilal en Bashir. ‘Toen de bommenwerpers boven de school verschenen’, sprak een getuige. ‘riepen enkele kinderen: “Ze zullen bommen laten vallen!” Maar de volwassenen zeiden: “Kalmeer maar, er gaat niets gebeuren.” Een ogenblik later vielen de bommen.’ Op maandag 2 april 2018, net geen 75 jaar na het bombardement op Mortsel dat ook op een maandag plaatsvond, overleden deze twee broertjes in hun school in Kunduz, Afghanistan. Het bombardement was uitgevoerd door Afghaanse bommenwerpers. Een geval van friendly fire, net aan het begin van deze herdenkingsweek. Het totaal aantal doden is onduidelijk, omdat er te veel propaganda mee gemoeid is. Sommige spreken van 70 tot wel 250 doden, vooral kinderen. Andere officiële bronnen spreken van een dertigtal slachtoffers allemaal Taliban. Maar hoe dan was de gelijkenis met Mortsel treffend: ze kozen ervoor om de school te bombarderen omdat er hoge Talibandoelwitten aanwezig waren. Dat daarbij ook burgerslachtoffers zouden vallen, werd net als op 5 april 1943 als collateral dammage ingecalculeerd. Meteen belandde het in de doofpot. Het drama haalde amper enkele kranten. Het bommengeweld slaagt nog altijd toe. Het is op sommige plaatsen in de wereld zelfs dagelijkse realiteit. Maar vooral, dezelfde tranen zorgen nog steeds voor een gedwongen zwijgen. Een stilte, niet ter ere van de slachtoffer, maar wel als haastig toegedekt zodat de lastige politieke vragen niet gesteld kunnen worden. Maar wat nog steeds vergeten wordt zijn de vragen waarmee de getuigen en de families van de slachtoffers mee blijven zitten. Moeten ook zij 75 jaar wachten?

Terwijl ik dit bericht aan het schrijven ben lopen berichten binnen over een mogelijke nieuwe gifgasaanval in Syrië, waarbij ook kinderen onder de naar schatting 70 doden zijn…

6 gedachten over “Mijn herdenkingstoespraak 7 april 2018: 75 jaar na het bombardement op Mortsel

  1. Mooie en serene herdenkingsplechtigheid zalig en fantastisch mooi weer een dag die
    we niet snel zullen vergeten bedankt Mortsel en vooral Pieter we zijn huiswaarts gekeerd
    met een warm en goed gevoel nogmaals bedankt .Fam Michel

Plaats een reactie