‘Opvallend hoe schraal de Tweede Wereldoorlog herdacht wordt in dit land’, titelt het opiniestuk van Bart Eeckhout in De Morgen. Hij heeft gelijk: De boekenwinkels puilen misschien wel uit van de WO2-literatuur, maar herdenken doen we maar zelden met z’n allen. Toch moet ik hem ook tegenspreken: het is niet omdat er in de pers en van op de politieke spreekbanken maar weinig wordt herdacht, dat we er niet mee bezig zijn. Op 10 mei 2015 – 75 jaar na het begin van WO2 – zal er meer te doen zijn op gemeentepleinen, in heemkundige kringen, in woonkamers en klaslokalen, daar wordt er wel herdacht, en gepraat…
Dat laatste is volgens mij het belangrijkste. Zoals een getuige van Tranen over Mortsel zei: ‘Het interview dat die jonge gast afnam, is voor mij veel belangrijker dan de aanwezigheid van ministers en ambassadeurs op de herdenking. Dat gesprek was voor mij de echte erkenning van ons leed.’ Dat was mijn motivatie bij het opstarten van Zo was onze oorlog, waarbij ik meer dan duizend jongeren een gesprek liet doen met bijna evenveel getuigen van WO2. Het werden interviews die aantonen dat de jeugd wél bezig is met de oorlogsverhalen en dat ze wél kunnen luisteren. Laten we herdenkingen organiseren, maar niet om het grote vertoon, wel om getuigen en luisteraars samen te brengen. Zelfs over de moeilijke onderwerpen…, want ook de pijn, het verdriet en het verraad in oorlog moeten we durven herdenken.
Om dit te bewijzen, een citaat uit Zo was onze oorlog: Idalie (°1923, Zelzate) woonde vlak bij het kanaal Gent-Terneuzen en te midden van de Duitsers: ‘Op een dag liep ik door de straat toen er een bombardement op de fabriek naast ons huis begon. Een soldaat greep me vast en trok me in de gracht. Toen we naar boven keken, zagen we alle meubelen uit de fabrieken en omstaande huizen de lucht in vliegen. Later kwam die soldaat terug langs en zei ik: “Ah, ik ken hem. Met hem heb ik nog in de gracht gelegen!” Mijn moeder wist niet waar ik het over had!’ Idalie giechelt alsof ze terug de leeftijd heeft van haar jonge interviewster: ‘Mijn eerste kus kreeg ik van een soldaat. Daarna zag ik hem nooit meer terug. Mijn zus en ik waren jonge meisjes en de Duitsers keken altijd naar ons, maar moeder hield ons ver van hen weg.’ Opgelucht dat het meisje aan de andere kant van de tafel haar niet bekritiseert, somt Idalie schaterlachend de ene spannende ontmoeting na de andere op: ‘Een keer fietste ik naast een Duitser. Hij probeerde mij in te halen. Ik trapte harder en won! Een andere keer stond ik in Gent in de tram toen een Duitse officier heel dicht bij me kwam staan. Hij greep mij bij de borsten! Ik zei: “Die zijn niet van u, hè manneke!” Hij excuseerde zich, maar eigenlijk vond ik het niet zo erg. Het was een heel schone vent.’
Elk verhaal is waardevol. Het zijn allemaal bouwstenen van onze geschiedenis.
We kijken in ons land te vaak naar het buitenland. Laat ons eerst ons eigen verleden verwerken, voor we met veel toeters en bellen de herdenkingstoeristen willen verwelkomen. Vreemd dat we in een land wonen dat voor buitenlanders dé herdenkingsplaats is geworden, van Bastogne tot de Westhoek, terwijl we onze eigen geschiedenis minder aandacht geven.
Dit jaar bij de herdenking van het bombardement op Mortsel, waren er bijna geen zogenaamde hoogwaardigheidsbekleders van ons land. Toch wel vreemd dat de premier, de Antwerpse burgemeester en de koning nog nooit aanwezig waren op de herdenking van het zwaarste bombardement in onze geschiedenis. De Amerikaanse en Duitse ambassades waren wel vertegenwoordigd, nu al enkele jaren. Maar nog veel belangrijker: de getuigen waren er én de jongeren, die keer op keer tonen dat herdenken meer is dan een krantenartikel, een tv-documentaire of een plechtige buiging van een minister, staatshoofd of ambassadeur.
Is er de komende weken /maanden ergens een herdenking waar ook veteranen zullen aanwezig zijn? Ik zou graag de kans hebben om met deze helden de hand te schudden, nu het nog kan..