Gisteren was Mortsel weer eventjes stil. We herdachten het bombardement op het stadje, in 1943, dat 936 slachtoffers eiste. De zwaarste luchtaanval uit onze geschiedenis, dit jaar voor de 72ste keer herdacht. De burgemeester sprak meer dan honderd mensen, jong en oud, toe in een emotionele speech. Daarna volgde de vertegenwoordigers van de Amerikaanse en de Duitse ambassades. Beide spraken in het Nederlands, beide brachten een vredewens en uitten bijzonder veel respect voor de getuigen. Zoals elk jaar mocht ik afsluiten met een toespraak over mijn boek Tranen over Mortsel. Het werd een intens moment. Hieronder kan je de integrale toespraak lezen. Er staan hier 471 kruisjes achter mij. Je zou denken dat we in de Westhoek zijn, maar dit plaatsje heet Mortsel. En Mortsel is even goed een herinneringsplaats geworden. 471 kruisjes als symbool voor oorlogsslachtoffers. Geen 936 kruisjes, want tientallen slachtoffers van het bombardement zijn elders begraven in een familiegraf of in hun eigen gemeente. 107 lichamen werden nooit geïdentificeerd. 89 mensen bleven voor altijd vermist. Telkens ik hier kom, ben ik even geen historicus meer. Ik voel me op een plek waar de verhalen nooit meer weg te denken zijn. Elk kruisje herbergt een ontroerend verhaal. Iemand die gemist wordt. Iemand die er plotseling niet meer was. Iemand. Iemand. Hier een zevenjarig jongetje dat naar school ging en nooit meer terugkwam. Daar een oude man, die op 5 april genoot van het eerste lentezonnetje op het Gemeenteplein. Aan de ene kant een arbeider die werkte in de Erla-fabriek, het doelwit van het bombardement en voor altijd opging in de vlammen. Zijn familie vond hem pas na twee weken van zoeken, twee weken van aanschuiven bij de identificatiecentra, twee weken leven tussen hoop en wanhoop. Aan de andere kant een zuster die samen met de kinderen van haar eerste leerjaar werd gevonden in de bomput van Sint-Vincentius, gevonden door reddingswerkers die na 5 april nooit meer dezelfde waren. Er zijn enkele kruisjes die ik vandaag in het bijzonder wil herdenken. Het eerste is dat van Lydia Chovau. Haar neef Marcel Michel vertelde mij haar verhaal. Lydia was drie jaar op 5 april, toen ze samen de mama van Marcel uit Antwerpen vertrok. Ze namen de tram naar Oude God, om daar de bus te nemen naar Edegem. Daar zouden ze gaan bidden voor Marcel
want hij zat in Duitsland, verplicht tewerkgesteld. Om halfvier stapten ze op de bus naar Edegem en Kontich, op het Gemeenteplein. Een minuut of twee later, de bus stond vertrekkensklaar, vielen de bommen. Een sloeg in vlak naast de bus en het voertuig, samen met de ongeveer dertig inzittenden brandde volledig uit. Lydia en haar tante kwamen om in de hel van de brandende bus. Na het bombardement zochten haar ouders hun kindje. Ze vonden enkel een uitgebrande bus, met daartussen een stukje van haar kleedje. Zo werd ze geïdentificeerd. Dat onmogelijke moment werd vastgelegd in misschien wel de bekendste foto van 5 april, het treurend koppel zijn de ouders van de driejarige Lydia Chovau.
Het tweede kruisje is dat van Greta Schouwenaars, het toen twaalfjarige zusje van de latere bekende schrijver. Clem Schouwenaars zocht samen met zijn vader urenlang in het puin van
de Sint-Lutgardisschool. Hij schreef er over: ‘Mijn vader was veertig jaar oud, ik tien jaar, drie maanden en één week. Toen we haar vonden, lag ze met één hand voor haar ogen, ongeschonden, slechts drie blauwe vlekjes. Daarom was het zo moeilijk te geloven dat ze net zo dood was als al die meisjes die we voor haar vonden. Mijn vader was veertig jaar oud, ik even oud als hij.’ 60 andere leerlingen van de Sint-Lutgardis werden net zoals Greta Schouwenaars dood van onder het puin gehaald. Louisa Drappier, toen 12 jaar, vandaag 84 en hier aanwezig op de herdenking, was een vriendinnetje van Greta. Zij zaten enkele minuten voordien nog naast elkaar in de klas en dan plots lagen ze onder het puin, maar Louisa leefde nog. ‘Ik voelde het aan mijn longen wanneer de bommen vielen’, vertelde ze in 2008 aan de interviewende jongeren. ‘Op een gegeven moment werd ik wakker. Al de balken waren naar beneden gevallen. Ik ben aan het roepen geweest tot iemand antwoordde. Vier mannen hebben mij uit het puin geholpen. Toen ik uit het puin was, zag ik de gang vol lijken. Plots zag ik aan het poortje mijn vader voorbijlopen. Ik riep en hij zag mij. Maanden nadien zat
mijn haar nog vol zand. Het was een pruik van stof. De geur was enorm vies, een diepe rotte geur die niet te harden was.’ Ze sukkelden naar huis, maar daar wachtte het meest afschuwelijke nieuws: Annie, het driejarige zusje van Louisa, had het bombardement niet overleefd. Zij was samen met de mama in de Delhaize aan het Gemeenteplein. Haar kruisje staat hier op de tweede rij, het laatste aan de rechterkant. Een volgend kruisje is dat van Louis Vrints, de neef van Louisa en Annie Drappier. Hij was veertien jaar toen de hel boven Mortsel losbarstte. Hij zat in het laatste jaar van de Guido Gezelleschool in de Eggestraat. 23 van zijn schoolgenootjes overleefden het niet. Zij liggen hier vooraan op de eerste rij. Thuis vernam Louis het nieuws over de dood van zijn driejarig nichtje Annie Drapier. Anderhalf jaar later, toen ons land reeds bevrijd was en Louis zeventien was geworden, ging hij naar de bioscoop in Antwerpen. Dat mocht niet van zijn moeder, door het gevaar van de V-bommen. Stiekem ging hij hout kappen voor zijn tante en trok hij – te
voet, want de tram was door het bombardement nog steeds onbeschikbaar – naar Antwerpen. Het was 16 december 1944, om twintig na drie. Terwijl Louis met honderden anderen genoot van een film over Buffalo Bill, viel een V2 op de Cinema Rex. Louis en 566 andere toeschouwers werden gedood. Hij had 5 april overleefd, maar de Rex niet. Omdat hij in Mortsel woonde, mocht hij op hetzelfde ereperk liggen als de slachtoffers van 5 april. Ook hem herdenken we vandaag. 8 maart 1945, twee maanden voor het officiële einde van de oorlog, kende de familie een nieuw drama. Grootvader Drappier lag in het ons bekende Sint-Jozefziekenhuis. Hij herstelde van verwondingen opgelopen op 5 april ’43. Iets na halfvijf ’s morgens viel er een V-bom op het ziekenhuis. 31 doden, 65 gewonden. De grootvader overleefde het niet. Hij kreeg zijn laatste rustplaats op dit ereperk, een paar kruisjes links naast zijn kleindochter Annie die omkwam op 5 april. Tranen over Mortsel is het verhaal van deze stad, het verhaal van alle oorlogsslachtoffers, wereldwijd, toen en vandaag, het verhaal van ons, hier en nu, 72 jaar later.
Pieter, een mooie toespraak, spijtig dat Julienne Verbert en ik Emma Cambré er niet bij konden zijn, maar voor Julienne die haar beide ouders verloor weer een intrieste dag, ook had zij geen dak meer over haar hoofd, ze heeft het er nog altijd moeilijk mee en maandelijks komen wij samen en altijd komen wij er tijdens gesprekken weer op terug.
Pieter ,het was een heel mooie toespraak,iedereen was erg ontroerd .
Sorry I did not get to hear your speech in person but I am glad I was able to read it today. You are, as always, most eloquent. You speak simply and directly about the terrible events that are still so real to us today, those of us who experienced that terrible day. Thank you for not forgetting.