Er leek geen einde aan te komen. De V-terreur teisterde ons land en vooral Antwerpen sinds oktober 1944. De constante angst voor een V1 of een V2 verdween pas tegen eind maart 1945.
27 maart 1945 was de laatste dag van de bommenterreur. ’s Nachts sloeg een bom in aan de spoorwegen in Mortsel. Een andere viel in Borgerhout, maar in beide gevallen was er enkel materiële schade. De dag begon met een dodelijke inslag aan de Antwerpse Montignystraat die 13 slachtoffers eiste. In de late avond trof een bom de hoek van de Lieven Gevaertstraat en de Antwerpsestraat in Mortsel, 23 mensen overleefden de laatste klap niet. ‘Je kon je nergens tegen beschermen’, klinkt Raymond (°1931) bitter. ‘De bewoners van die straathoek hadden een gezamenlijke schuilplaats. En net daar viel toch rats een V2 op zeker! Iedereen in die kelder was dood.’ Het leven met de bommen kende een bloedig einde in de gemeente die het zwaarst had geleden.
De eindbalans was erg droevig. De vliegende bommen hadden gezorgd voor een van de dodelijkste periodes uit onze geschiedenis. Overal in ons land hadden angstige mensen voortdurend verscholen in hun kelder geleefd. In totaal verloren 6448 mensen in België het leven door vliegende bommen. Luik en Brussel werden zwaar getroffen, maar Antwerpen en de randgemeentes moesten met 4229 doden de zwaarste tol betalen.
Inderdaad, de zuster van mijn grootmoeder Maria Theresia MAES (*1863), haar twee dochters; drie kleinkinderen en schoonzoon, vonden in diezelfde schuilkelder de dood.