‘In het begin van 2014 bij het leegmaken van het ouderlijk huis, vonden wij in de keukenkast een schriftje waarin mijn moeder haar vlucht tijdens de Tweede Wereldoorlog beschreef’, schreef Kathy Bosmans mij enkele maanden geleden in een mail. Als ik de vier velletjes papier lees, besef ik meteen dat Marie-Josée (°1929) ze op haar oude dag heeft neergeschreven. ‘Ze wilde nog zo graag haar verhaal doorvertellen aan de jongere generatie’, licht haar dochter Kathy toe, ‘maar ze had er op het einde van haar leven geen kracht meer voor.’
Vandaag is het twee jaar geleden dat Marie-Josée overleed. Haar verhaal is misschien maar een klein puzzelstukje in de grote geschiedenis, toch wil ik het niet verloren laten gaan.
Een klein puzzelstukje
Voor de elfjarige Marie-Josée begon de oorlog met zwarte wolken boven Brussel. Tot in Sint-Pieters-Leeuw was door het goede weer op 10 mei 1940 de branden in het centrum te zien. Haar vader was tuinier in het kasteel van Rukkelingen (meer info). Het gezin woonde in de mooie conciërgewoning op het terrein. ‘Na drie, vier dagen belegeren Engelse soldaten met een hoofdcommandopost het kasteel en zijn omgeving. Een kolonel en zijn officieren slapen en eten op ’t kasteel, gebruiken het mooie servies en drinken de goede wijn uit de kelder.’
Haar verhaal begint meteen met een vergeten stukje oorlogsgeschiedenis. Het eerste contact met militairen in mei 1940 was er meestal een van enthousiaste aanmoedigingen. Geen binnenvallende Duitsers, maar geallieerde troepen die optrokken om mee de grenzen te verdedigen.
Maar al snel leerde Marie-Josée de harde oorlogsrealiteit kennen. De Duitse bommen vielen die eerste oorlogsdagen al in en rond Brussel en ook het kasteel werd geviseerd. Zij wachtte samen met de rest van haar gezin bang af, verscholen in de conciërgewoning. ‘Als er gebombardeerd wordt door Duitse vliegtuigen duiken wij met de Britse soldaten in de groentekelder, die goede gewelven heeft.’ Angstig in de kelder verscholen, telde Marie-José zeven bominslagen in de omgeving. ‘Als we uit de kelder komen, liggen er overal nog stukken shrapnels, die nog rood gloeiend zijn… Aan een boom liggen verscheidene gewonde soldaten. Aan het Hof van Berghmans ligt er één dode. Er is een hele zware bom gevallen, waar nu een grote krater is.’
De paniek onder de geallieerde militairen was groot. ‘De soldaten en de officieren laden hun hebben en houden in hun jeeps en vrachtwagen en zeggen ons te vluchten, tot achter de IJzeren Muur!’ Waarschijnlijk verwezen ze naar de zogenaamde KW-stelling. Een andere getuige Hugo (°1934, Bonheiden) legt in mijn boek Zo was onze oorlog (meer info) uit hoe die verdedigingslinie er uit zag: ‘Er waren bunkers en langs de banen lagen grote, kegelvormige betonblokken. Daartussen zou een ijzeren muur komen. Daar zou hard gevochten worden en daarom moesten wij weg.’ In het noorden liep die vanaf Waver langs de Dijle noordwaarts tot Koningshooikt om zo aan te sluiten op de Antwerpse fortengordel. Deze KW-linie zou de blitzkrieg moeten tegenhouden met antitankgrachten, een tweehonderdtal bunkers en een ijzeren muur. Tevergeefs…
Er was haast bij de Britse vlucht, benadrukte Marie-Josée: ‘Ze moesten de wijnkelder van het kasteel leeg kieperen, de flessen in de tuin gooien, ze stukmaken. “Als wij ze niet kunnen drinken, de Duitsers ook niet”, was hun leuze.’
‘Wij nemen holderdebolder onze fietsen, een kleine valies op de fiets van vader. Ik en mijn jonger broertje op de bagagedrager. Mijn moeder draagt de valies van onze tante, om haar te sparen. Want tante heeft koorts en zware anemie én twee baby’s, eentje van ongeveer zes weken en eentje van één jaar.’
‘Wij gingen die eerste dag door tot Denderwindeke…’
Zo eindigt de korte getuigenis van Marie-José. Meer lag er niet in de keukenkast. Maar die 13de of 14de mei 1940 was maar het begin van hun vierdaagse vlucht en vooral van een lang en moeilijk oorlogsleven. Dochter Kathy vertelt: ‘De korte vlucht die ze als kind meemaakte met haar ouders, haar jongere broer en enkele familieleden en de oorlogsjaren erop volgend, hadden een immense impact op haar leven.’
‘Mama, we zullen jou en al jullie verhalen nooit vergeten…’
De vergeten geschiedenis van onze hoofdstad
Het verhaal van Marie-José, hoe kort het ook is, sprak mij aan. Niet alleen door de ontroerende woorden van haar dochter Kathy. Eindelijk kreeg ik nog eens een getuigenis uit het Brusselse te lezen.
Het is voor mij een van de mysteries in de Belgische historiografie: Brussel is vaak onderbelicht, zeker als het over de Tweede Wereldoorlog gaat. Lees je iets over de jodenvervolging in ons land, dan gaat het bijna altijd over Antwerpen. Terwijl er 17.000 joden in Brussel woonden, waarvan er beduidend minder dan in Antwerpen werden gedeporteerd (meer info in dit artikel van Lieven Saerens). Herdenken we bombardementen, dan komen Mortsel en Kortrijk aan bod. Er is amper informatie te vinden over de geallieerde bommen die vielen op onze hoofdstad. Op 7 september 1943 waren er 327 doden te betreuren, op 8 mei 197 en op 11 mei 1944 276. En zo kan ik nog enkele hiaten aanraken.
Daarom een oproep: Wie heeft er nog Brusselse getuigenissen? Dan schrijf ik een volgend stuk over de Tweede Wereldoorlog in onze hoofdstad!
Super Pieter, bedankt, doet veel deugd…..
Mama zou ook je werk bewonderen én aanmoedigen 😉
Grts, Kathy.
Beste Pieter,
inderdaad ik heb wel nog één en ander liggen, maar daar moet ik goed voor gaan zitten (en spitten in het stapeltje brieven van onze ouders en grootouders). Heb even geduld, misschien dat de winterse dagen mij de kans geven alles te verzamelen. Als het te lang duurt, en je hebt nog wat aanvulling nodig, trek dan maar eens aan mijne frak…
In het boek ‘Orgelman’ van Mark Schaevers wordt er over de bombardementen in Brussel en de deportatie van joden in Brussel geschreven.
Zie: http://www.debezigebij.nl/web/Zojuist-verschenen/Boek/9789023488279_Orgelman.htm