Vraag eens aan een willekeurig persoon of hij graag in de middeleeuwen had geleefd. De kans is groot dat je als antwoord krijgt: “Dat was een afschuwelijke tijd van oorlog, pest en stinkende, modderige steden. Dus geef mij maar onze eigen tijd.” Dat is ook niet zo vreemd, bijvoorbeeld omdat de levensverwachting van een gemiddelde middeleeuwer vaak niet hoger was dan 30 jaar, terwijl die vandaag bijna 80 jaar is! Onze geschiedenisleerkracht vertelt over het harde leven van de boeren, constant geplaagd door gemene leenheren en plunderende roversbendes, terwijl ziektes, honger en natuurrampen hun rustige leventjes bedreigden. Maar was dat wel zo? Alle tijden hebben hun dramatische oorlogen en epidemieën en daarbij is de levensverwachting pas de laatste honderd jaar beginnen te stijgen. Hadden de vijftiende-eeuwse intellectuelen gelijk toen ze beweerden dat de middeleeuwen een donkere periode was tussen de grootse Romeinen en hun eigen tijd vol vernieuwing en voorspoed? Dit essay onderzoekt de dramatische geschiedenis van de middeleeuwen en waarom waren die zo duister waren.
We beginnen onze zoektocht op het einde van de klassieke oudheid. Over de Romeinen en de Grieken zijn we altijd enthousiast alsof die slimmer en vrolijker waren dan onze middeleeuwse vrienden, wat heus niet waar is. Vaak vergeten we dat het Romeinse rijk vanaf de 4e eeuw niet zo glorieus meer was. Door ruziënde keizers, uitbraken van malaria en het koude klimaat, waren de Romeinen letterlijk en figuurlijk op het einde van hun Latijn. Er zijn zelfs historici die de val van hun rijk verklaren door een massale loodvergiftiging, vermits ze het giftige lood gebruikten om bijvoorbeeld drinkbekers te maken. In die chaotische tijd vielen er naar schatting meer dan 2 miljoen doden, een opmerkelijk aantal als je weet dat er naar schatting 55 miljoen mensen leefden in Europa.
De oorzaak van de uiteindelijke ineenstorting van het West-Romeinse keizerrijk was een mysterieus volk uit het oosten: de Hunnen. Over hen schreef de Romeinse historicus Ammianus Marcelinus: “Hun wreedheid tart elke verbeelding: met een ijzer kerven zij diepe wonden in de wangen van de pasgeborenen, zodat ze nooit een baard krijgen. Ze hebben een gedrongen lichaam, robuuste ledematen en een dikke nek. Ze zijn zo breedgeschouderd, dat men er schrik van krijgt. Het enige dat zij eten zijn wilde wortelen en het rauwe vlees van om het even welk dier, dat ze verwarmen tussen hun dijen. Men zou kunnen denken dat zij op hun paard genageld zitten. Zij stijgen nooit af, noch om te eten, noch om te drinken. Zij slapen, leunend op de magere nek van hun paard.” Zo beschreef hij nogal ongenuanceerd het volk waar de mensen langs de oostkant van het Romeinse grens zoveel schrik van hadden. De Hunnen trokken van de Mongoolse steppen verwoestend door China, Indië en het machtige Perzië, waar ze al plunderend en moordend volkeren uit hun dorpen jaagden. Vanaf 355 achtervolgden ze de Alanen, Ostrogoten en Visigoten tot in Europa. De volkeren, die wij als de Germanen bestempelen, sloegen massaal op de vlucht voor deze angstwekkende strijders, tot over de grenzen van het Romeinse rijk.
Het verzwakte Romeinse rijk kon de massale volksverhuizingen niet meer bedwingen. Tot dan waren de Romeinse en Germaanse volkeren erin geslaagd om relatief vredig samen te leven. Maar nu staken ze met hun duizenden de oostgrens van het Romeinse rijk over. Na wat oorlogen, mengden de Germaanse volkeren zich onder de Kelten en Romeinen die al een tijdje samenwoonden in Europa. De Hunnen waren hen, onder aanvoeren van hun leider Atilla, gevolgd. Ze zaaiden dood en vernieling tot er in 451 een einde werd gemaakt aan hun onoverwinnelijkheid. In de legendarische slag op de Catalaunische velden, versloegen de Romeinen samen met de Franken, Bourgonden, Kelten, Visigoten, Alanen en Saksen het leger van Atilla. Europa was gered van de Hunnen. Enkele jaren later stierf de legendarische Atilla tijdens een overmatig drankfestijn en kort daarna viel zijn rijk uiteen. De overwinnaars van de slag vestigden zich definitief in Europa en toen in 476 de laatste West-Romeinse keizer werd afgezet, begonnen de middeleeuwen.
De middeleeuwen kende een chaotische en bloedige start. Vind je het nog vreemd dat we ze duister noemen? Oké, andere keerpunten in onze geschiedenis gingen ook niet rustig voorbij, daarom zijn het ook keerpunten. Denk maar aan de Franse Revolutie van 1789, een behoorlijk agressieve volksopstand die abrupt een einde maakte aan de tradities van het Ancien Régime. Maar het duistere aan de middeleeuwen was dat de chaos bleef duren. Dat het westen even moest bekomen is normaal, maar als we onze focus naar het oosten van Europa verleggen ontdekken we iets merkwaardig. Rond de rijke stad Constantinopel was het Oost-Romeinse rijk wel blijven bestaan en onder keizer Justinianus kende het zelfs een bloeiperiode. De keizer droomde ervan om het oude Romeinse rijk rond de Middellandse Zee te herstellen. Aanvankelijk boekte hij heel wat succes, tot een wel heel erg bizarre gebeurtenis in het jaar 536.
Enkele jaren geleden ontdekten enkele wetenschappers dat de bomen in 536 overal ter wereld trager groeiden. In oude boeken lazen ze dat in Mexico en China de droogte de oogsten verwoestte, terwijl er sneeuwstormen waren in Mesopotamië. In Constanitopel schreef iemand hoe de zon minder hard scheen, wat voor historici het bewijs is dat de oorzaak van deze klimaatsverandering een wolk vulkaanas was, wat ook de slecht groeiende bomen zou verklaren. Andere beweren dat de inslag van een komeet hetzelfde effect kon hebben. Zo’n vulkaanuitbarsting kan heel wat problemen veroorzaken, denk maar aan de IJslandse aswolk die het luchtverkeer in Europa lam legde. Of hoe het jaar 1816 de naam ‘het jaar zonder zomer’ kreeg nadat enkele vulkanen kort na elkaar uitbarstten. Toen verduisterden de aswolken de zon, waarna droogtes, stormen en misoogsten de wereld teisterden. Net als toen, was het extreme weer van het jaar 536 voor de Oost-Romeinen het begin van een heel moeilijke periode.
In 541 brak plotseling de pest uit. De Romeinen kenden de ziekte al lang, maar zo dodelijk was ze nog nooit geweest. De Justianaanse Pest, zoals we die noemen, was minstens even gruwelijk als de Zwarte Dood in de veertiende eeuw. Toch staat deze pandemie in bijna geen enkel geschiedenisboek, vreemd toch? De Justiniaanse Pest sloeg hard toe: naar schatting één vierde van de Oost-Romeinse bevolking stierf bij de eerste uitbraak. Om de zoveel jaar kwam de pest terug, tot in de achtste eeuw. Volgens sommige demografen stierven bijna 100 miljoen mensen, de helft van de bevolking! Het Oost-Romeinse leger was zo zwak dat het herstel van het oude Romeinse rijk waarvan keizer Justinianus zo van droomde, onmogelijk bleek. Ook de keizer werd ziek, maar hij overleefde het. Stel je eens voor hoe de middeleeuwen eruit hadden gezien indien hij heel Europa had veroverd?
Na de chaotische vijfde eeuw kwam er dus een dodelijke zesde eeuw. In heel Europa heerste er een ware bevolkingscrisis. Gelukkig keerde in onze streken de rust even terug. Daar hadden enkele Germanen, die wij de Franken noemen, een machtig rijk gesticht dat onder Karel de Grote een bloeiperiode kende. Hij liet zich in 800 zelfs tot keizer kronen! Ondertussen was het ook warmer geworden waardoor de oogsten beter waren. Toch keerde de rust nog niet terug, want opnieuw trokken enkele volkeren naar Europa om daar te plunderen en te moorden. Pas toen die invallen van Noormannen, Magyaren en Saracenen stopten, kon Europa eindelijk herstellen. Uit de resten van het Frankische rijk ontstonden twee landen: Frankrijk en het Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie, die samen met Engeland het grootste deel van West-Europa besloegen. Een gedenkwaardige dag voor de middeleeuwse politici was ongetwijfeld 14 oktober 1066. Toen stonden de Normandische en Engelse legers tegenover elkaar in het huidige Battle, een plekje dichtbij Hastings. De Normandiërs onder leiding van Willem de Veroveraar wonnen de veldslag, maar dat is voor ons even van minder belang. Wat ons interesseert is dat dit het begin was van het eeuwenlange conflict tussen Frankrijk en Engeland, dat een hoogtepunt kende met de Honderdjarige Oorlog tussen 1337 en 1453.
Toch beleefde Europa, ondanks de gewelddadige koningen en stoere ridders, een schitterende bloeiperiode. Door het warmere klimaat en nieuwe uitvindingen in was er meer voedsel. Het was de tijd van universiteiten, kathedralen en bloeiende handelssteden. Het christendom beleefde een ware glorietijd en onder aanvoeren van het kruis gingen de Europeanen zelfs het Heilige Land bevrijden. Die heilige oorlogen, ook wel eens kruistochten genoemd, kostten aan meer dan 1 miljoen mensen het leven. Terwijl ze geplaagd werden door de invallende Europeanen, kreeg de bevolking in het Midden-Oosten te maken met enkele natuurrampen. Op 20 mei 1202, na bijna een jaar lang geteisterd te zijn door aardbevingen, begon in de vroege ochtend de grond in Syrië als nooit tevoren te beven. Tot in Constantinopel, Sicilië, Marokko en Egypte werden mensen wakker geschud. Twee jaar van massale aardbevingen, tsunami’s, aardverschuivingen en de daarop volgende honger, epidemieën en de overstroming van de Nijldelta hadden aan maar liefst 1,1 miljoen mensen het leven gekost. De grootste ramp ooit, zeker als je weet dat in die tijd ongeveer 400 miljoen mensen de aarde bewoonden of 17,5 keer minder dan vandaag. Het zou dus hetzelfde zijn indien er vandaag bijna 20 miljoen mensen zouden sterven bij één ramp.
Een gemiddelde middeleeuwer stoorde zich echter niet aan de grote gebeurtenissen die wij uit onze geschiedenisboeken leren. Omdat de meeste van hen kleine boeren waren, was de oogst en het gewone leventje op het platteland veel belangrijker. Jammer genoeg zijn er bijzonder weinig bronnen over dit dagelijkse leven. Maar we veronderstellen dat hun wereld op zijn kop kwam te staan als de natuur haar vernietigende kracht toonde. In onze streken kwamen aardbevingen zoals die in Syrië niet voor, maar wij hadden onze eigen zorgen zoals overstromingen. Wij hebben water nodig. Denk maar hoe noodzakelijk de overstromingen in de Nijldelta waren om de Egyptische gronden vruchtbaar te houden. Maar is er te veel water dan moeten we er ons tegen verdedigen. Onze noorderburen zijn daar altijd de grootste kampioenen in geweest. Al eeuwen lang bouwen zij dijken om overstromingen tegen te gaan. Dat doen ze niet zomaar. Zo veroorzaakte een stormvloed in 1287 gigantische overstromingen, waarbij naar schatting 50.000 mensen stierven ofwel 10 % van de toenmalige bevolking. Niet enkel de Noordzee was gevaarlijk. Rivieren zoals de Rijn en de Maas konden plots buiten hun oevers stromen en hele dorpen van de kaart vegen. De gevaarlijkste rivier ter wereld is ongetwijfeld de Gele Rivier in China. Bij overstromingen in 1887, 1931 en 1938 stierven in totaal meer dan 4 miljoen mensen!
Soms stierven mensen zo massaal en zo snel dat de wereld leek te vergaan. Ook vandaag lijken we zo’n periode door te maken. Dit jaar zijn er overstromingen in Pakistan, bosbranden in Rusland en aardverschuivingen in China. De aardbevingen in de Indische Oceaan en in Haïti kostten elk aan meer dan 300.000 mensen het leven. Je zou bijna beweren dat er nog nooit zoveel rampen waren als in de laatste jaren. Toch klopt dit niet. We weten immers erg weinig over de oudere rampen. Dat is ook niet zo vreemd, want er is niemand die zomaar tijdens een aardbeving of overstroming de doden gaat tellen. Eigenlijk weten we amper hoeveel mensen er vroeger op de aarde leefden. Soms schreven kroniekschrijvers wel een schatting van het aantal slachtoffers op, maar niet alle boeken zijn bewaard gebleven. Dus we kunnen enkel besluiten dat de natuur gevaarlijk kon zijn en dat de middeleeuwse mensen zich daar amper konden tegen verdedigen, wat in de veertiende eeuw pas echt duidelijk werd.
Tot dan ging het goed in Europa. De demografen spreken zelfs van een bevolkingsstijging. Er was wel eens een hongersnood, maar de middeleeuwers redden het wel. Met één ding hadden ze echter geen rekening gehouden: door de groeiende bevolking was er maar net genoeg eten voor het aantal mensen. Tijdens de eerste jaren van de veertiende eeuw stortte dit broze evenwicht op een afschuwelijke manier ineen: het werd opnieuw kouder (en dit zou het blijven tot en met de zeventiende eeuw, hetgeen wij de ‘Kleine IJstijd’ noemen). In de lente van 1315 bleef het maar regenen. Zo kon het graan niet groeien en mislukten de oogsten. In geen tijd stegen de voedselprijzen naar onvoorstelbare hoogtes. Het zout, belangrijk voor het bewaren van voedsel, kon niet gewonnen worden omdat het zoute water niet verdampte. Wanhopig zocht men voedsel in de bossen en onder de grond. Ouderen stonden hun maaltijd af aan de jonge mensen in de hoop dat zij het zouden redden. Sommige kroniekschrijvers meldden zelfs gevallen van kannibalisme. Twee jaar lang was er overal in Europa honger en miljoenen mensen stierven. Tot het in de zomer van 1317 eindelijk stopte met regenen. De landbouw kon slechts moeizaam herstellen, want alle reserves waren op. Elk jaar van de eerste helft van die waanzinnige veertiende eeuw, heerste er wel ergens een hongersnood.
En net op dat moment, toen de mensen uitgehongerd en zwak waren, brak de pest opnieuw uit in Europa. De ziekte die het Oost-Romeinse rijk zo had ‘gepest’ was niet uitgeroeid, maar was eerder mysterieus verdwenen. Vanuit het oosten kwam het in 1347 opnieuw Europa binnengeslopen via de vlooien op de ruggen van ratten. De Europeanen hadden geen idee wat hen overkwam. Sommige zagen hierin een straf van god, andere vermoedden dat de lucht vergiftigd was. Maar in werkelijkheid was het een bacterie die zich in de lymfeklieren, longen of bloedbanen van hun gastheren nestelde en een snelle, pijnlijke dood veroorzaakte. Via de handelswegen die lang voor zoveel welvaart hadden gezorgd verspreidde de pest zich razendsnel. In amper drie jaar stierf één derde van de Europese bevolking. De velden lagen vol met dode dieren, die net als de ratten ook bezweken. Er waren geen boeren meer om te oogsten en al snel brak er opnieuw een hongersnood uit, zodat de verzwakte mensen weer vatbaarder waren voor een nieuwe besmetting. Tot overmaat van ramp woedden er in die periode vele oorlogen in Europa, zoals de Honderdjarige Oorlog. De rondtrekkende troepen zorgden nog eens voor een snellere verspreiding van de pest.
Ook deze keer bleef de pest om de zoveel jaar terugkeren. Zo was er in 1665 de uitzonderlijk zware uitbraak in Engeland. Londen verloor in twee jaar 15 % van haar bevolking. Tot er in september 1666 in een bakkerij een brand uitbrak die zich razendsnel verspreidde. De Grote Brand vernietigde een groot deel van de hoofdstad, maar ook pestlijken en de ratten met hun vlooien. Daarna waren er geen grote uitbraken meer, zodat de pest voor bijna driehonderd jaar opnieuw van de aardbodem verdwenen leek. Tot in 1892, niet eens zo lang geleden, toen in China plots een derde grote pestpandemie losbarstte. Enkel al in China en India stierven er minstens 17 miljoen mensen. Vandaag bestaat de pest nog steeds. Elk jaar zijn er wereldwijd bijna 2000 gevallen. Gelukkig hebben wij antibiotica, zodat de pest vandaag vooral een moordenaar onder de dierenpopulatie is. Maar de pest is vervangen door nieuwe ziektes, zoals HIV en malaria. Weet je nog, die paniek bij de Mexicaanse griep in 2009? Die kwam er niet zomaar want men herinnerde zich de Spaanse Griep van 1918-1919. Bij deze gelijkaardige griep kwamen wereldwijd misschien wel enkele tientallen miljoenen mensen om. Het was de grootste pandemie ooit. De massale sterfte bij de soldaten was een van de belangrijkste oorzaken van het einde van de eerste wereldoorlog. Pandemieën zijn dus van alle tijden, maar in de veertiende eeuw sloeg de pest toch wel onvoorstelbaar hard toe.
En zo eindigden de middeleeuwen. Vanaf de vijftiende eeuw vond men dat er een ‘nieuwe tijd’ was aangebroken. Wat kunnen we nu besluiten? Waren de middeleeuwen echt zo duister? Duizend jaar is lang om te bestempelen als één donker gebeuren. Oké, er zijn wel enkele minder vrolijke en zelfs afschuwelijke momenten, maar die waren er ook nadien. In de veel kortere ‘nieuwe tijd’ was er meer oorlog dan ooit te voren. De gruwelijke dertigjarige oorlog veranderde het huidige Duitsland in een geplunderd, uitgestorven slagveld. Vreselijke dictators zoals Lodewijk XIV, Robespierre of Hendrik VIII lieten iedereen die kritiek had zomaar een kopje kleiner maken. De komst van de Europeanen in Amerika doodde 90 % van de inheemse bevolking, weliswaar door de ziektes die de kolonisten onwetend meebrachten. Eigenlijk is het onbegrijpelijk dat we die ‘nieuwe tijd’ niet als duister bestempelen. Een verklaring kan zijn dat we maar weinig weten over de middeleeuwen, waardoor we ze als duister zien. Daarnaast hebben we in onze zoektocht niet echt gekeken naar de manier waarop de middeleeuwse mensen moesten leven, enkel naar enkele gebeurtenissen die deze duister konden maken. Dus je kan beweren dat de slechtere levensomstandigheden van het gewone volk, de beperkte hygiëne en de grote sterftekansen bij ziektes en geboortes ervoor zorgden dat de middeleeuwen voor eeuwig gekend bleef als een donkere periode. Maar nadat je dit essay gelezen hebt, kan je daar iets aan toevoegen: de middeleeuwen begonnen en eindigden in chaos en daardoor lijken ze duister. De volksverhuizingen, oorlogen en ziektes stonden in een groot contrast met de Romeinse welvaart. De bevolkingscrisis van de zesde eeuw bleef nog eeuwen aanmodderen. Toen werd het warmer, zodat het na de tiende eeuw beter ging in Europa. De middeleeuwen kwamen in volle bloei, ondanks oorlogen, hongersnoden en natuurrampen. Tot de veertiende eeuw, die eeuw vol honger, oorlog en pest, daar een einde aan maakte. Als je net uit zo’n waanzinnige eeuw komt waar het weer daarenboven maar guur was, is het misschien niet zo bizar dat je je eigen tijd en de tijd voordien beter, vrolijker en nieuwer vindt. Ook al begrijpen we hun beslissing nu, laten we vanaf vandaag maar spreken van de ‘eigenlijk-wel-vrolijke-eeuwen-tussen-de-dolgedraaide-zesde-en-veertiende-eeuw’, deal?
© Pieter Serrien – Alle rechten voorbehouden
Bibliografie
Op het internet vind je honderden lijstjes met de grootste rampen ooit, ondermeer op Wikipedia. De geloofwaardigheid van deze lijsten is niet altijd even groot, vooral omdat ook de academici nog steeds moeten gokken naar de juiste cijfers. Andere handige lijsten zijn te vinden op de website Historical Atlas of the Twentieth Century (http://users.erols.com/mwhite28/20centry.htm). Wil je meer weten over de pest? William Rosen schreef in 2008 een boek over de Justiniaanse Pest. Over het weer in onze streken schreef Jan Buisman de achtdelige boekenreeks Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen. Jared Daimond schreef in 2005 het populaire boek Collapse over het ineenstorten van samenlevingen. De dodelijke veertiende eeuw was het thema van De waanzinnige veertiende eeuw van Barbara Tuchman en From the brink of the Apocalypse van John Abert. Het dagelijkse leven, onze eetgewoontes, hygiëne, etc. waren het thema van het boek Een huis vol van Bill Bryson. Gibbon schreef het standaardwerk over de val van Rome The Fall and Decline of the Roman Empire. Tenslotte kan ik een leuke wereldgeschiedenis aanraden van E.H. Gombrich getiteld Een kleine geschiedenis van de wereld.
Ik las in MO een interessant interview met Phillippe Huybrechts, klimatoloog en lid van het IPCC-panel van de VN. Hij kadert de natuurrampen in Pakistan en Rusland. Je kan het hier lezen.
perfect over de middeleeuwen
Heel erg bedankt voor deze informatie!