
Na het verschijnen van Elke dag angst contacteerden tientallen mensen mij om nog meer verhalen over de inslag op de Rex van 16 december 1944 te delen. Omdat het volledig herzien van het boek onmogelijk is, deel ik enkele getuigenissen op mijn blog. Aanleiding daarvoor is het nieuws dat Elke dag angst een herdruk krijgt. Binnenkort ligt een editie met kleine aanpassingen en enkele nieuwe verhalen in de boekhandel. Een van die nieuwigheden is het verhaal van het Antwerps meisje Isabella De Goy die na de oorlog ontdekte dat hij lief – de Duitse kolonel Max Wachtel – de commandant van het V1-offensief was geweest. Online heb ik de slachtofferlijst van de Rex-slachtoffers verder geactualiseerd en foto’s toegevoegd (via deze link).
Elke dag angst heeft de laatste negen maanden heel wat lezers gevonden, ook heel wat prominenten ontdekten het vergeten verhaal van de V-terreur. Hieronder enkele reacties:
- “Dit boek slaat ons met verstomming, het vertelt verhalen die nooit vergeten mogen worden” – Bart De Wever, burgemeester Antwerpen
- “Een sterke en beklijvende publicatie.” – Herman Van Goethem, rector UA
- “Schitterend boek, een krachttoer van de auteur en een absolute aanrader” – Jan Ceuleers, oud-directeur BRT
- “Beklijvend, authentiek en brandend actueel” – Go2WO2.nl
- “Een nieuw standaardwerk” – Lotte Dodion, directeur Vredescentrum
- “Het belang van deze geschiedenis was zelden groter dan nu” – Rudi Vranckx, oorlogsjournalist
Meer info over het boek vind je via deze link
Meer info over de V2-inslag op Cinema Rex, via deze link
“Een dode soldaat redde mijn leven”
Op 18 juni 2017 organiseerde ik een kleine herdenking met Georges Pinckaers (°1928) en zijn familie. De aanleiding was de komst van de bekende Britse oorlogsveteraan Dennis Davison (°1923), die zijn beste vriend verloor in de Rex. Hij wilde een krans neerleggen voor zijn gestorven makker, met wie hij normaal gezien naar de cinema was geweest, maar Dennis had – zoals zovelen – op het laatste nippertje afgezegd. Het redde zij leven. Jammer genoeg is Dennis dan toch niet op de herdenking geraakt. Toch werd het nog een beklijvend moment.

Het is even stil in de verzamelde groep mensen die het herdenkingsmoment willen bijwonen. Georges wordt in zijn rolstoel voortgeduwd door zijn dochter, terwijl zijn vrouw naast hem loopt. De 88-jarige man zegt geen woord en lijkt emotieloos voor zich uit te kijken, maar aan zijn ogen zie dat hij nog goed van geest is. Zijn Parkinson heeft niet alles verstomd. We gaan in een kring staan en ik houd een korte toespraak: ‘Reeds meer dan drie maanden was Antwerpen bevrijd door de geallieerde legers, maar nog steeds was de oorlog niet voorbij. Ze raasde verder in Nederland en in oosten van ons land. Voor de Antwerpenaren was een maand na de bevrijding een van de zwaarste oorlogsperiodes aangebroken, dat van de vliegende bommen. De eerste viel op de stad op 13 oktober 1944 en maakte meteen 32 doden. Het was het begin van een oneindige terreur die zou duren tot eind maart 1945 en in heel België meer dan 8000 doden zou maken. De bloedigste aanslag tijdens deze pijnlijke periode gebeurde in deze bioscoop op 16 december 1944. 567 mensen, onder wie 296 geallieerden militairen, stierven hier.’
Terwijl de voorbijgangers en restauranthouders vreemd naar onze groep kijken, lees ik enkele getuigenissen voor. Ik probeer luid te praten, niet alleen zodat iedereen me goed kan verstaan, maar ook om de onwetende passanten uit te nodigen om zich af te vragen waarom deze plek zo belangrijk is. Het werk, want na de herdenking vraagt een ober van de Wagamama mij wat er gaande was. Ik leg hem uit dat hier 567 mensen stierven en dat de tegel aan de ingang, waar dagelijks honderden onwetend over stappen, die slachtoffers gedenkt. Hij is zwaar onder de indruk.

Ik begin met de getuigenis van de Britse soldaat Jim Mills: ‘Het lawaai was zo oorverdovend dat het met geen woorden te beschrijven valt. Na enkele minuten was er het tegenovergestelde: een ijzingwekkende stilte. Niemand riep om hulp of schreeuwde het uit. Het was alsof iedereen dood was.’ Jim Mills lag met zijn twee benen onder het puin begraven. De volgende avond werden beide benen afgezet. Dan een anonieme vrouw die op het balkon zat toen de raket insloeg: ‘Ik hoorde mensen kermen, vloeken en gillen. Ik kon niet ademhalen. Er lagen mensen op mij die als bezetenen tekeergingen. Hoe ik weg ben gekomen, weet ik niet. Ik rook brand, maar zag geen vuur. Misschien kwam dat door de ontzettend dikke stofwolken. Ik was verschrikkelijk bang en sloeg om mij heen, zoals de anderen ook deden. Ik klom over de stoelenrijen en het ingezakte balkon. Toen stond ik plotseling buiten. Mensen liepen met honderden door elkaar. Ik riep om mijn man en verloor het bewustzijn.’
Ten slotte lees ik de getuigenis van Georges: ‘Ineens een oranje-blauwe vlam. Dan zagen we het buitenlicht, want het plafond was weggevlogen. Nadien wolken van stof. Door de luchtverplaatsing werd ik met stoel en al gekatapulteerd naar helemaal achterin, twintig meter verder. Kort daarna verloor ik het bewustzijn. Boven op mij lag een dode Britse soldaat, die het puin en de brokstukken op zich kreeg. Dat heeft wellicht mijn leven gered. Zes uur na de inslag werd ik door reddingswerkers van onder het puin gehaald.’ Zijn dochter Brigitte neemt het woord en vervolgt het verhaal in naam van haar vader: ‘Tot op vandaag zit er nog steeds een stuk van de bom in mijn vaders oog. Het zat te diep, te dicht bij de hersenen, om het te kunnen weghalen zonder gevaar. Het is een mirakel dat hij overleefde. Mijn vader is trouwens een tijdje dood verklaard. Pas na drie dagen vonden zijn ouders hem, tot hun grote geluk, levend terug in een militair hospitaal. Hij praatte er bijna nooit over.’
“Daar heb ik het gruwelijkste van mijn leven meegemaakt”
Dokter Johan Buytaert (°1919) uit het West-Vlaamse Dudzele was tijdens de Duitse bezetting naar Antwerpen geëvacueerd, nadat het hotel van zijn ouders in Knokke was opgeëist om de Atlantikwall op te trekken. Op 15 december 1944 had de jonge arts een kleine ruzie met zijn vrouw. Zij wilde die avond naar de cinema Rex, hij de volgende dag: ‘Gelukkig had mijn vrouw het pleit gewonnen…’, besefte hij de dag nadien.

‘De dag dat de bom insloeg, waren we in de buurt. Daar heb ik het gruwelijkste van mijn leven meegemaakt. Ik heb er met mijn blote handen gewerkt tussen het beton. Het dak van de cinema was volledig weg. Een betonnen balk was naar beneden gevallen op een rij mensen. De eerste van de rij was kunnen ontsnappen, de tweede zat met zijn voeten onder de balk gekneld. Een andere met zijn scheenbeen of zijn bekken, met zijn billen, zijn borst. Ik zag de mensen voor mijn ogen sterven. Ze zaten vast. Ik stond machteloos. Het enige wat ik kon doen was morfine inspuiten om de pijn te verzachten. Als ik tussen het puin naar boven kroop hoorde ik: “Help me, help me! Where are you?” Er waren veel Amerikaanse soldaten aanwezig.’
‘Op een bepaald moment’, vervolgt de kersverse dokter Johan Buytaert, ‘kroop ik over het puin en ik hoorde een vrouwenstem: “Meneer, wilt ge eens van mij gaan?” Ik zag niemand en ik vroeg: “Mevrouw, waar zijt ge?” Ik stapte van een balk waar ik op stond en schraapte wat puin weg tot haar hand naar boven kwam. We groeven ze uit. Ze kwam er heelhuids vanonder omdat ze in een soort kuip gevangen had gezeten. “Waar is mijn man?” vroeg ze. “Hij zat naast mij.” Van haar man was niks overgebleven. Als ik naar boven kroop op de hoogste puinhoop, had ik één plaats waar ik mijn voet kon zetten. Dat was op de knie van een dode die boven het puin uitstak. Soms stak er een stuk kledij uit het puin. Ik begon daaraan te trekken… mijn handen middenin het bloed… Ik wist niet wat er met de kledij zou meekomen… een ribbenkast, of een heup… geen idee. Ik had nog maar pas anatomie gestudeerd. Het was verschrikkelijk…’
‘En al die mensen maar roepen: “Where are you? Help me.” Iedereen was zwart. Je zag alleen het wit in hun ogen, soms een stukje mond. Het eigenaardige was: iemand die erin slaagde om op eigen kracht vanonder het puin te komen en naar buiten te strompelen, stuikte in elkaar zodra hij zag dat er mensen waren die hem zouden helpen. Ze hadden gevochten voor hun leven, maar zodra ze merkten dat er hulp was, vielen ze flauw. Ondertussen was mijn vrouw samen met de hoertjes uit de buurt de gewonden aan het verbinden. De hoeren gaven al wat ze konden. Ze scheurden hun beddenlakens kapot om er verbanden van te maken.’ (Fragment uit het prachtige boek Mijnheer Doktoor van Peter Vandekerckhove, Roularta 2012)
“Moeder was dood, weggeblazen en uiteengereten door de explosie”
In kader van een erfgoedproject van de West-Vlaamse erfgoedcel CO7 dat ik mee begeleidde, nam Eddy Lesage een interview af met Maria Pols (°1933) op 2 januari 2015. Eddy reconstrueert het verhaal van Maria Pols, een Antwerpse die vandaag in Beselare woont. Ze was toevallig met haar moeder Maria Weckers (°1905) en haar zusje langs de Rex gepasseerd toen de V2 insloeg. Meer info over het project, vind je via deze link. Met dank aan Eddy en de Zonnebekeekse Heemvrienden VZW (meer info). Het interview zorgde ervoor dat de naam van de mama van Maria Pols kon worden toegevoegd aan de slachtofferlijst van de Rex, die je kan raadplegen via deze link.

Die zaterdagnamiddag wandelde Maria met haar moeder en haar tweelingzus Esperance op de De Keyserlei. Haar broer Eduard lag in het hospitaal en ze zouden hem bezoeken. Toen ze om 15u23 ter hoogte van de cinema Rex kwamen gebeurde het. Een V2 sloeg op het bioscoopgebouw in en er volgde een geweldige ontploffing die de hele buurt deed daveren. Puin vloog door de lucht en stofwolken maakten alles donker.
Maria’s zusje lag gewond op de grond. Zij had een van de ijzeren paaltjes die als bescherming rond nieuw aangeplante boompjes stonden door haar enkel gekregen. Maria zelf was als bij wonder slechts lichtgewond aan haar hand en arm, waar ze nu nog altijd een litteken heeft. Toch werd dit voor haar een drama dat haar verdere leven zou bepalen. Moeder was dood, weggeblazen en uiteengereten door de explosie. Maria stond verdoofd, verdwaasd en moederziel alleen midden brokstukken en tussen dode of gewonde mensen. Ze had er geen idee van waar haar moeder bleef, laat staan dat ze besefte dat ze die kwijt was. Pas later werd Maria verteld dat haar moeder de explosie niet had overleefd en dat enkel haar handtas werd teruggevonden met aan de riempjes een hand en een stuk van een arm. Meteen ook de enige lichaamsdelen die met zekerheid van haar moeder waren.
Maria werd aangesproken door toegesnelde hulpverleners en het schoot haar toen te binnen dat ze familie had die bij De Boerentoren woonde. Ze werd er naartoe gebracht voor een eerste opvang en haar zusje belandde in het ziekenhuis. Na een kort verblijf bij die familie werd Maria samen met andere kinderen op een volle bus gezet richting West-Vlaanderen, op de vlucht voor het blinde oorlogsgeweld van de V-bommen. Ze kwam terecht te Handzame bij een kinderloos gastgezin en haar zus en broer volgden van zodra zij uit het ziekenhuis ontslagen waren.
Nu krijgt het verhaal een ongewone wending want de kinderen raakten gescheiden van elkaar. Esperance vond onderkomen bij een ander gastgezin, maar ze werd er niet goed behandeld. Gelukkig kon Esperance door toedoen van de burgemeester na een tijdje verhuizen en kwam ze bij haar zus Maria terecht. De tweelingzusjes waren nu tenminste herenigd. Hun broer Eduard was bij nog een ander gastgezin te Handzame opgenomen en bleef daar voor de rest van de oorlog. Waarom ze gescheiden werden en welke organisatie er achter die evacuatie zat, weet Maria niet te vertellen. De kinderen stelden zich daar ook weinig vragen bij en waren al tevreden dat ze elkaar af en toe konden bezoeken.
“Geklemd tussen betonnen balken en versplinterde zetels”
In het Molse annonceblad van 29 december 1945 vond Gil Geerings de anonieme getuigenis van een van de overlevenden van de Rex, beginnende met: “Wij waren leven begraven…” Wat volgt is een indrukwekkende in-memoriam: ’16 december, ’s namiddags. De film rolt verder. Kolonel Custers redt de vlag, een kogel treft hem, hij valt. Een rode gloed glinstert door de zaal, dan duisternis, gekraak, gehuil en daarna de stilte der doden. 3u23, naast mij doden, voor en achter mij doden. Een soldaat was nog maar juist binnen, zat nog maar enige ogenblikken en ja, dank zij hem leef ik nog. Ik was opgestaan om hem door te laten, ik zat nog vooraan op mijn stoel en trok mijn kleren in orde, zo komt het dat mijn hoofd ongeschonden bleef en niet verpletterd, ineengedrukt is geworden door die dodende balk. Hij is dood, op slag gedood en zo ver van huis…’

‘Ik zit geklemd tussen betonnen balken, de zetels zijn versplinterd, stof en luchtgebrek geven het gevoel alsof mijn longen gaan barsten. We moten een opening maken, hoe klein ook, of we zijn verloren, wij, de weinige als bij mirakel nog levenden: een zieltogend meisje, een soldaat die schouder en arm afgerukt heeft, een kleine jongen die met scherpe stem huilt naar moeder en ik. In het donker begint dan het wroeten uit dit kluwen, het zoeken naar lucht. Daar flakkeren vlammetjes van lucifers op. Men ruikt gaslucht. “Gas uit! Gas uit!” roepen vreemde stemmen kort en schokkend.’
‘Iemand bidt luidop: “Uw wil geschiede… nu en in het uur onzer dood…” Nooit hadden die woorden zo’n prangende betekenis. Er zijn helden die kalm blijven. We komen er door, denk na, waar was de uitgang? En een jongen werkt zijn handen stuk om een gat in de wand te maken. Ze komen, hoort ge het? O, dat zij haast maken, die edele gezegende redders in nood, want hoeveel mensen sterven er intussen? Ik zie het niet, hoor alleen hun laatste kreunen, terwijl het gehuil der verlossing dichter en dichter komt…’
‘Ik ken u niet, mijn redder, maar ik heb u de hand gedrukt en ge hebt mij laten drinken. Fris water, het sijpelde in mijn mond, het liep over mijn kin. God zal u lonen! Er komt nog hulp: een Canadees en nu zijn we bevrijd! Ja, langzaam gaat het. Ik trek mijn met lamheid geslagen ledematen over de doden heen, over bloed en vuil, naar de uitgang. Ik lig daar nu op een brancard. Ik voel het regenen. Ik adem vrij. 7u35, we zijn gered. We leven. We worden onderzocht. We worden naar huis gevoerd. We leven!’
Morgen wereld vluchtelingen dag.. ik deel brochures uit om 7u30 in station van Berchem.
Met Amnesty..
Goed bezig Pieter.
I.
________________________________
Indrukwekkend verhaal