Het is 8 juni 2024 en vandaag word ik 39 jaar. Dit is precies dezelfde leeftijd als Jacob Najhaber bereikte op 8 juni 1943. Deze Brusselaar maakte zijn verjaardag door op een gruwelijke plaats, gewoon omdat hij Jood was. Tot voor kort had ik nog nooit van hem gehoord. Dankzij het project Elke naam telt heb ik echter een bijzondere verbinding met deze man gekregen.

Vier maanden geleden sprak ik zijn naam in. Ik ben een van de bijna 8000 vrijwilligers die reeds deelnamen aan het project Elke naam telt. Door elke naam door individuele mensen te laten inspreken herdenkt het museum Kazerne Dossin op een unieke, verbindende manier de bijna 26.000 Joden en Roma die tijdens WO2 vanuit de Dossinkazerne in Mechelen naar Auschwitz-Birkenau getransporteerd werden. Het project loopt nog tot einde van dit jaar. We zoeken nog meer dan 18.000 vrijwilligers! Doe jij ook mee?

Jacob Najhaber werd in Warschau geboren op 8 juni 1904, ik in Antwerpen op 8 juni 1985. Onze connectie is dus onze geboortedatum en leeftijd. Zo creëert het project voor alle deelnemers een bijzondere link met een van de weggevoerde slachtoffers. Op Instagram maakte ik volgend verslag:

Na het inspreken van zijn naam wil me kunnen voorstellen wat Jacob Najhaber heeft meegemaakt. Dus ik begin een zoektocht die me al snel urenlang meesleurt naar de waanzinnige geschiedenis van de Holocaust. Hieronder lees je het verhaal van Jacob dat ik kon reconstrueren op basis van de weinige bronnen die hij heeft nagelaten.

Mijn onderzoek naar het verhaal van Jacob begint op de website van Dossin. Daar vind ik een foto en zijn naam in de transportlijst.

Ik lees dat Jacob een Kordler of passementwerker was. Ik heb dat beroep moeten opzoeken. Passement is blijkbaar een borduurwerk. Hij was dus een kleermaker. Net als bijna alle Joodse gevangenen was hij statenloos. Hij was geboren in Polen, dus waarschijnlijk tijdens het Interbellum als vluchteling in België aangekomen.

Op 6 september 1942 werd Jacob door de Gestapo naar Kazerne Dossin gebracht. Waarschijnlijk was hij gearresteerd omdat hij Joods was, misschien tijdens een van de vele razzia’s in die periode. Hij werd achterin een vrachtwagen naar het binnenplein van de kazerne gereden. Samen met de andere gevangenen werd hij eruit gejaagd en in een rij naar de Aufnahme gestuurd. Gevangene Maurice Van Nees hing een kartonnen bordje met het nummer 252 om zijn hals. In de sombere zaal stonden enkele tafeltjes, bemand door Joodse gevangenen. Hij schoof aan tot hij bij de eerste tafel was en keek in de ogen van de Antwerpse gevangene Eva Fastag. Zij typte zijn nummer en vroeg zijn naam. Misschien stamelde Jacob Najhaber, misschien zei hij het luid en duidelijk, misschien zei hij niets en moest Eva het nog eens vragen. Feit is dat zijn naam verkeerd werd getypt door Eva: Jacob Neuhaber.

Jacob was door Eva ingeschreven op de lijst van Transport IX. Die vertrok op 12 september 1942 uit Mechelen. Van de 1000 gevangenen waren er 501 vrouwen en 191 kinderen onder de vijftien jaar. Niemand kon onderweg uit de trein ontsnappen. Bij aankomst in Auschwitz-Birkenau werden 571 mensen (alle kinderen en ouderen, maar ook anderen die niet als geschikt voor arbeid werden geselecteerd) naar de gaskamers gebracht en vermoord. Jacob en de meer dan 400 anderen kwamen in de werkkampen terecht.

Het is moeilijk voor te stellen wat Jacob in Dossin, onderweg en in Auschwitz-Birkenau heeft moeten meemaken. Van zijn transport waren er amper 30 gevangenen die de oorlog overleefd hebben. Een van hen was Félix Gutmacher (1926-2016). Hij schreef een pakkende getuigenis gericht aan Frieda, een medegevangene waarop hij verliefd werd tijdens hun korte verblijf in Dossin. In de biografie van Eva Fastag citeerde ik een fragment over het transport: ‘Bij het ochtendgloren kwam de trein tot stilstand en werden we gewekt door gebrul in het Duits: “Alle mannen tussen zestien en veertig jaar moeten uitstappen!” Niemand in de wagon bewoog. Het gebrul verdubbelde en plots gingen de deuren open. Een Duitser stapte in en voordat ik me realiseerde wat er gebeurde, werd ik, ondanks Frieda’s krachtige omhelzing, uit de wagon op de grond gegooid. De deuren werden gesloten en de trein vertrok weer. Met een honderdtal mannen bleven we verdoofd op het perron achter.’ De hele (Franstalige) getuigenis kan je lezen via deze link.

Ook Jacob Najhaber overleefde. Hij was daarmee een van de 1251 overlevenden op een totaal van bijna 26.000 mensen die uit Dossin werden weggevoerd. Maar meer vind ik niet. Het enige teken van leven in de online archieven is zijn naturalisatie in 1963. In de Senaatsbeslissing lees ik dat hij dan werkte in een Brusselse synagoge.

Ik graaf wat dieper. In de Holocaust Victims and Survivors Database vind ik geen extra info. Maar omdat Jacob een overlever was, vermoed ik dat ik meer succes heb bij Arolsen Archives, het internationale archief voor slachtoffers van het nazigeweld. In de online catalogus ontdek ik dat er 31 documenten in zijn dossier zitten. Ik doe een aanvraag.

Een maand later krijg ik een antwoord. Een mail geeft mij een geschiedenis van een getuige van de grootste gruwel.

Certificaat Rode Kruis, 1970 – Arolsen Archives 821206.

Ik ontdek wie Jacobs ouders waren: Herman Hersch Najhaber en Frieda Rotspan. Zij woonden nog in Warschau. Dit versterkt mijn hypothese dat hij tijdens het Interbellum naar België vluchtte. Jacob belandde in Brussel en woonde in de Anderlechtse Brogniezstraat 99. In een Duitse naoorlogse brief lees ik dat Jacob getrouwd was met Zysla Rewisorska. Over haar vind ik verder jammer genoeg helemaal niets.

Ook over het verdere persoonlijke leven van Jacob vind ik niets. Maar op basis van de 31 documenten kan ik wel de verschrikking vanaf het vertrek uit Mechelen in september 1942 reconstrueren.

Transport IX bracht Jacob naar Kosel. Dat was ook de Poolse plaats waar de beroemde getuige Natan Ramet twee weken eerder met Transport VI was naartoe gevoerd. In zijn memoires beschreef hij: ‘De trein stopte in Kozel, even voor Auschwitz. De mannen tussen 17 en 50 moesten uitstappen. Mijn vader was er toen 56, maar hij is toch uitgestapt samen met mij. Hij deed alsof hij jonger was. In totaal stapte 200 man, van de 1.000 mensen die het VIe konvooi bevatte, uit. Eigenlijk wisten we niet dat we geselecteerd werden om te gaan werken. We wisten (toen) ook niet dat de overgebleven vrouwen, kinderen, ouderlingen, baby’s…, eens aangekomen in Auschwitz, onmiddellijk naar de gaskamers werden gebracht. Dat vonden we pas later terug in de archieven.’

Kosel/Cosel/Kozel lag zo’n 80 kilometer voor Auschwitz. In de tweede helft van 1942 moesten duizenden Joodse gevangenen daar vroeger uitstappen om in groepen helse dwangarbeid uit te voeren in verschillende werkkampen.

Over wat daarna met Jacob gebeurde is opnieuw weinig bekend. In een van de naoorlogse documenten lees ik dat hij in de werkkampen van Markstädt en Fünfteichen heeft gezeten. In beide kampen heeft ook Antwerpenaar Herschel Fink gezeten. Die getuigde: ‘Het daaropvolgende werkkamp werd Markstädt (mei 1943). Onder de 5.000 opnieuw bijeengebrachten bevonden zich de overgebleven Antwerpenaren van onze groep, die nog uit 25 tot 30 man bestond. Wij zwoegden bij het draineren en bij bouwwerk. Na een half jaar werden wij weer naar Fünfteichen geëvacueerd, waar voor de staalkoning Krupp gewerkt werd. Het was er een echt vernietigingskamp. Wij waren er in het begin met 8000 gevangenen, waaronder 3000 Oekraïners en 5000 Joden. Tijdens de winter moesten wij dikwijls ’s nachts op de appelplaats verschijnen, geheel naakt. De sadisten noemden dit ‘sport‘. Wij moesten dan een tijd onophoudend ter plaatse blijven huppelen. Dat de getallen verder spreken: van onze Antwerpse groep bleven nog vier levende geraamten, waaronder ook mijn broer. Dan werd ik tenslotte van hem gescheiden, toen het mijn beurt was om als onbekwaam voor de arbeid te worden bestempeld. Met veertig zulke gevallen werden wij in een goederenwagen gestopt, richting : gasoven.’

Kamp Fünfteichen – Archief Gross-Rosen en deze link.

Jacob kwam uiteindelijk op 25 maart 1944 in het hoofdkamp Gross-Rosen terecht. Zijn kampnummer was 25135 Dit was opnieuw een plaats waar ziekte, uithongering en mishandeling duizenden slachtoffers maakten.

Hoe hij zijn veertigste verjaardag op 8 juni 1944 (vandaag 80 jaar geleden) heeft meegemaakt is onbekend. In de getuigenis van Albert Geeraerts lees ik: “Daar heb ik het meeste schrik van gehad. Wanneer we gingen slapen, moesten we buiten de barak onze kleren uitdoen. Het was top in de winter en de vensters stonden allemaal open. Dat kamp lag tegen Polen, daar was het eens zo koud als hier. Ze riepen tien man. Terwijl die naar binnen liepen kregen ze van de karwats, want alle vijf meter stond er ene met een karwats van ne meter of vijf lang. Die eerste tien moesten met hunne buik tegen de muur gaan staan. Wanneer we met vijftig binnen stonden, ingepakt gelijk sardienen in een blik, werd er gefloten of geroepen ‘Hinlegen!’ en moesten we ons zijlings plat op de vloer laten vallen. We vielen allemaal over elkaar. We mochten niet meer bewegen of we kregen van de karwats. Toen ik ’s morgens opstond bleek ik tussen twee doden te liggen.”

Na een klein jaar afzien in Gross-Rosen werd Jacob overgeplaatst naar Mauthausen in Oostenrijk. Deze overplaatsing was onderdeel van de evacuatie van de kampen die door de Russen dreigden veroverd te worden. De gevangenen werden op de zogenaamde dodenmarsen gestuurd. Ook die hel overleefde Jacob en op 3 maart 1945 kwam hij aan in Mauthausen. In dezelfde periode kwam Nelly Lecocq er aan nadat ze in het ‘vrouwenkamp’ Ravensbrück had gezeten: ‘Eindelijk stopte de trein in een klein station en begonnen we aan een moeizame klim naar het kamp. Mijn benen waren verkleumd en wilden niet meer mee. Gelukkig duwde Josée, een medegevangene, me vooruit voordat een SS’er naar me toekwam. Volhouden, niet nadenken, volhouden! Links en rechts van de weg lagen de lichamen van hen die niet meer meekonden of door SS’ers waren doodgeslagen. Wat een verschrikking. Eindelijk stonden we voor een enorme muur, het leek wel een burcht. We stapten een grote poort binnen, waarboven een arend troonde.’

Jacob kreeg nummer 137050 in Mauthausen. Opnieuw is het een raadsel wat hij daar heeft meegemaakt. Op de documenten van de Amerikaanse bevrijders stond hij op een lijst van de gevangenen die in Ebensee bevrijd werden. Daar kwam ook Genkse verzetsstrijder Bert Aerts in april 1945 aan: ‘Het was nog zeer koud. Bij aankomst moesten we ons uit­kleden. De kleren werden naar de stomerij gebracht om het ongedierte uit te schakelen. We werden nog eens flink kaalgeschoren en ontsmet, een nutteloze maatregel want het hele kamp zat dik onder de luizen en de vlooien. Het was zeer erg om op de kleren te moeten staan wachten. Langzaam namen wij de vorm van ijspegels aan.’

Vermits (Al)Bert Aerts in dezelfde bevrijdingslijsten stond als Jacob kan ik me voorstellen dat ze gelijkaardige ervaringen hadden die laatste weken. In zijn memoires beschreef hij hoe begin mei 1945 Ebensee als een van de laatste kampen bevrijd werd: ‘ En eindelijk verscheen dan voor de grote poort van het kamp een tank met er bovenuit een Amerikaans officier die heel uitbundig stond te zwaaien. “Pas op,” riepen wij, “rijd niet door de omheining want ze staat nog onder hoogspanning.” We hadden dat na het vertrek van de bewakers getest door er een stuk ijzer op te gooien. Hij reed toen met zijn tank dwars door de poort heen. Dat ogenblik is niet te beschrijven. Ik zag mensen huilen, springen, op de grond vallen, met hun vuisten op de aarde slaan. Naast mij stond Mario, een Spaanse republikein. Hij zat vast sedert 1937. Hij viel op zijn knieën en begon naar die tank te kruipen. Hij klampte er zich met zijn benige vingers aan vast. En kuste de rupsbanden.’

Bevrijding Ebensee, 7 mei 1945. Publiek Domein – NARA 111-SC-204480.
Lijst van bevrijde gevangenen in Ebensee – Arolsen Archives.

Op 26 mei 1945 werd Jacob gerepatrieerd naar België. Zijn lichaam was totaal uitgeput door de ontbering in de kampen. Hij werd meteen overgebracht naar Sint-Pieters hospitaal in Brussel, waar hij tot eind juni zou verblijven.

Op 8 juni 1945 werd Jacob 41 jaar. Drie jaar eerder, toen hij 38 jaar was, was zijn helletocht begonnen. Na 1945 moet ik noodgedwongen stoppen met deze geschiedenis. Ik ontdek alleen nog dat hij vergoedingen kreeg als slachtoffer van de kampen tot eind 1989. Wat is er met zijn vrouw Zysla gebeurd? Heeft Jacob nakomelingen? Keerde hij ooit terug naar Polen? Of naar de kampen? Vertelde hij ooit zijn verhaal? …

Ik weet amper iets. Uren- en dagenlang heb ik gezocht. Maar na het inspreken van zijn naam en de daaropvolgende research voel ik een bijzondere verbondenheid met Jacob Najhaber, met wie ik voorheen alleen maar de geboortedag 8 juni deelde. Dit was zijn verhaal, maar eigenlijk een weerspiegeling van vele duizenden verhalen die door de geschiedenis vergeten zijn.

Opgedragen aan Jacob Najhaber. Met dank aan de medewerkers van Kazerne Dossin en Arolsen Archives.

Een gedachte over “Elke naam telt: Jacob Najhaber

  1. Dag Pieter,Ben nu met een nieuw project bezig ´Struikelstenen´. Ik zoek de documentatie op van de Weerstanders van Hoboken.En ben nog altijd medewerker Fort 8 Hoboken. Ik zoek de namen van Vluchtelingen Oorlogsslachtoffers, Weggevoerden, Weerstanders, Soldaten en Collaborateurs… WOI EN WOIIJohnnyVerzonden vanaf mijn Galaxy

Plaats een reactie