De geschiedenis van de laatste 24 uur van de Eerste Wereldoorlog is er een met heel wat intrigerende personages. In het boek staan de belangrijkste. Hieronder kan je een uitgebreidere lijst consulteren.
Inhoudsopgave
- Belgische politici
- Belgische militairen
- Belgische burgers
- Nederlanders
- Duitse politici en hoge militairen
- Duitse frontmilitairen
- Franse politici en hoge militairen
- Franse frontmilitairen
- Britse politici en hoge militairen
- Britse frontmilitairen
- Anderen
Belgische politici
Koning Albert I (1875-1934, 43 jaar): Belgische vorst sinds 1909. Hij was getrouwd met de charismatische koningin-verpleegster Elisabeth (1876-1965, 42 jaar). Tijdens de oorlog was hij de leider van de Belgische strijdmachten, iets wat niet bij alle politici en geallieerden gewenst was. Zijn koppigheid zorgde ervoor dat de Belgische troepen bijna uitsluitend betrokken waren bij gevechten in de Westhoek. Met de regering in ballingschap in Le Havre, was het opmerkelijk dat de Albert I steeds nabij de loopgraven bleef. Zo ontstond een cultus rond de zogenaamde koning-soldaat, die hij kon verzilveren in meer politieke macht. Op het einde van de oorlog verbleef de vorst in het kasteel van Loppem, waar hij vanaf 11 november 1918 politieke leiders ontving om de toekomst van het land te bespreken. Dit resulteerde in wat sommige later “de staatsgreep” van Loppem zijn gaan noemen. Na de oorlog werd de Belgische vorst incontournable. Wereldwijd werd hij aanzien als een oorlogsheld. Toch klonk er ook kritiek omdat zijn politieke macht zo groot was.
Edward Anseele (1856-1938, 62 jaar): socialistische politicus van de BWP. Als parlementariër en Gents gemeenteraadslid was hij een van de belangrijkste politieke leiders in bezet België. Hij kreeg van de Duitsers de functie van Belgisch president aangeboden, die hij weigerde. Op 9 november 1918 werd hij waarnemend burgemeester van Gent.
Louis Bertrand (1856-1943, 62 jaar): Brusselse volksvertegenwoordiger voor de socialistische BWP. Tijdens de bezetting was hij actief bij het NHVK. Een jaar na de oorlog publiceerde hij zijn memoires. BERTRAND, Louis, L’occupation allemande en Belgique 1914-1918. Tome II, Brussel: Agence Dechenne, 1919.
Gerard Cooreman (1852-1926, 66 jaar): Gentse politicus voor de Katholieke Partij. Hij was Belgisch premier van 1 juni tot 21 november 1918. Op 13 november 1918, twee dagen na de wapenstilstand, gaf hij het ontslag van zijn regering, waarmee hij toegaf aan de afspraken van de koning en enkele prominente politici in Loppem. Na de oorlog werd hij als jurist aangesteld als het hoofd van de Hof van Cassatie en onderzocht daarmee de Duitse oorlogsmisdaden.
Charles de Broqueville (1860-1940, 57 jaar): katholieke premier van België van juni 1911 tot mei 1918. Voor de oorlog was hij onder meer verantwoordelijk voor de invoering van de algemene dienstplicht. Tijdens de oorlog regeerde hij in ballingschap in het Franse Le Havre. Zijn politieke positie was gematigd, tussen de christendemocraten en de conservatieven, maar tijdens de oorlog zocht hij toenadering tot de flaminganten in bezet België. Na een conflict met de koning en andere ministers nam zijn regering eind mei 1918 ontslag. Hij werd opgevolgd door Cooreman. Na de oorlog werd hij nog meermaals minister en premier.
Léon Delacroix (1867-1929, 50 jaar): katholieke politicus en jurist, tijdens de bespreking in Loppem werd hij aangesteld als de premier van een naoorlogse regering van nationale eenheid. Hij volgde zichzelf een jaar later op als premier, maar de regering-Delacroix II kwam in 1920 al ten val door interne conflicten.
Emile Francqui (1863-1935, 55 jaar): Brusselse zakenman en diplomaat, die tijdens de oorlog een machtige positie bekleedde als voorzitter van het Nationale Hulp- en Voedselkomiteit (NHVK), de hulpverleningsorganisatie voor noodlijdende Belgen in het bezette land. Hij wordt beschouwd als de machtigste man in het bezette Brussel en een van de bedenkers van het overleg in Loppem.
Paul Hymans (1865-1941, 53 jaar): liberale advocaat en politicus die als Brusselse parlementair meeging met de regering in ballingschap naar Le Havre. Hij diende voornamelijk als vertegenwoordiger in het buitenland. Vanaf 1916 zetelde hij als minister in de regering, eerst zonder portefeuille, daarna voor Economie en ten slotte tijdens de eindstrijd voor Buitenlandse Zaken. Hij was de centrale figuur in de tevergeefse Belgische poging om bij de wapenstilstandsonderhandelingen een plaatsje aan de tafel te krijgen.
Paul-Emile Janson (1872-1944, 46 jaar): Brusselse jurist en liberale volksvertegenwoordiger. Hij was een van de spilfiguren van het overleg in Loppem, nadat hij in de avond van 10 november 1918 door Emile Francqui aangeduid werd als de man die naar de koning moest gaan. Na de oorlog werd hij meermaals minister en van 1936 tot 1937 was hij premier. In 1943 werd hij door de Duitsers gearresteerd en naar Buchenwald gebracht. Daar stierf hij een jaar later.
Reimond Speleers (1876-1951, 42 jaar): oogarts, professor en activistische flamingant die tijdens de oorlog een leerstoel aan de nieuw opgerichte Nederlandstalige Gentse universiteit aanvaarde. Met steun van de Duitse bezetters werd hij rector. Een prima biografie van Speleers is: DEDEURWAERDER, Joris, Professor Speleers. Een biografie, Antwerpen/Gent: Perspectief Uitgaven & Academia Press, 2002.
Auguste Vierset (1864-1960, 53 jaar): voormalige leerkracht en journalist die vanaf 1911 diende als kabinetschef van de Brusselse burgemeester Adolphe Max. Toen die in 1914 door de Duitsers gevangengezet werd, bleef Vierset aan. Hij hield een gedetailleerd dagboek bij tijdens de bezetting. Op 10 en 11 november 1918 was hij een vooraanstaande getuige van de revolutie in Brussel. VIERSET, Auguste, Mes souvenirs sur l’occupation allemande en Belgique, Parijs: Librairie Plon, 1932.
Belgische militairen
René Deckers (1894, 24 jaar): oorlogsvrijwilliger afkomstig uit een welgestelde Brusselse familie. Hij meldde zich in augustus 1914 aan en vanaf 1916 diende hij als artillerist bij het 2de linieregiment. GYSEL, André, Deckers’ dagboek 1914-1919. Notities van een oorlogsvrijwilliger, Gent: Snoeck Decaju en Zoon, 1999.
Gerard De Smet: karabinier uit Houthulst. De Smet, Gerard, ‘Het is zo stil vandaag’, in: De Standaard, 10 november 1998, 1.
Honoré Drubbel (1855-1924, 62 jaar): Gentse baron en generaal die aan het hoofd stond van de Belgische troepen die zijn stad bevrijdden. Hij zou gepleit hebben om in de laatste oorlogsuren Gent niet meer in te nemen, om zo te vermijden dat er nog burgerslachtoffers zouden vallen.
Fernand Hubert (1889-1947, 29 jaar): soldaat uit Bouillon, die schreef onder het pseudoniem Grimauty. Hij diende als cyclist in de 6de divisie. Hij arriveerde op 9 november 1918 aan het Scheldefront. GRIMAUTY, Les six derniers mois de guerre en Belgique par un soldat belge, Parijs: Perrin, 1922.
Jules Lepla (1899-1986, 19 jaar): soldaat uit het West-Vlaamse Hollebeke, opgeroepen in de zomer van 1918. Hij raakte gewond in de laatste dagen van de oorlog. Zo kwam hij in het Belgische hospitaal Porte de Gravelines in Calais terecht tussen de griepsslachtoffers. DEMEESTER, Marieke, Van den Grooten Oorlog.
Florimond Pynaert (1896-1980, 22 jaar): oorlogvrijwilliger uit het Gentse. Hij streed mee in het 13de linieregiment en bevrijdde zo zijn eigen dorp Landegem. Luyssaert, Jan, en Schaeck, Guido, ‘Oorlogsrelaas van Florimond Pynaert, de Landegemse vrijwilliger 1914-1918’, in: Heemkundige Kring Het Land van Nevele vzw, website (www.landvannevele.com/nl/oorlogsrelaas-van-florimond-pynaert).
Marcel Terfve (1893-1918, 24 jaar): Luikse korporaal bij het 1ste linieregiment. Hij was waarschijnlijk de laatste Belgische gesneuvelde tijdens de Eerste Wereldoorlog. Op 11 november 1918 om 10:42 (dus 18 minuten voor de wapenstilstand) werd een Duitse kogel hem fataal. Hij overleed kort daarna in het Oost-Vlaamse Kluizen (aan het Kanaal Gent-Terneuzen).
Hilarion Thans (1884-1963, 34 jaar): minderbroeder uit Maastricht, die tijdens de oorlog in kloosters in Mechelen en Rekem verbleef. Nadat hij via Nederland naar Engeland was gevlucht, meldde hij zich aan als oorlogsvrijwilliger. Hij werkte vanaf 1916 als verpleger in het hospitaal Cabour in Adinkerke. In zijn dagboek schreef hij een indringend stuk over een luitenant Constantin Jacops die op 7 oktober 1918 aan de Spaanse griep overleed (het dagboekfragment kan je via deze link lezen). Op 14 oktober 1918 werd Thans gepromoveerd tot aalmoezenier in Calais. Thans, Hilarion, Mijn Oorlog, Mehelen: Sint-Franciscus Drukkerij, 1921.
Eugène Thielemans (1892-1967, 26 jaar): brancardier uit Brussel die aan het begin van de het geallieerde eindoffensief in de omgeving van Ieper door het gas gepakt was. Hij werd naar het Belgische hospitaal Porte de Gravelines in Calais gebracht. Hij schreef zijn memoires onder een pseudoniem: Tilmns, Ege, Calme sur le front Belge, Brussel: La Renaissance du Livre, 1932.
Florent Van den Berge (1895-1946, 23 jaar): oorlogsvrijwilliger uit Wetteren, sinds december 1914 aan het front. Hij was de laatste oorlogsdagen gelegerd in Sint-Denijs-Westrem. Van den Berge, Florent, Dagboek van een oudstrijder. 1914-1918, Wetteren: Gustaaf Van den Berge, 1968.
Gaston Vandewalle: Drongense korporaal bij het 6de linieregiment. VANDEWALLE, Gaston, Overleven in een grote oorlog. Herinneringen van een infanterist. 1914-1918, Erpe: De Krijger, 2000.
Jozef ‘Jef’ Vermeiren (1894-1972, 24 jaar): Kempenaar die toen Antwerpen in oktober 1914 viel halvelings gedwongen werd te helpen bij de aftocht van het Belgische leger. Zo kwam hij in Frankrijk terecht, waar hij zich aandiende als oorlogsvrijwilliger. De laatste oorlogsdagen lag hij met het 7de linieregiment in het Gentse Mariakerke. VERMEIREN, Jef, Mijn grote oorlog. Belevenissen van een frontsoldaat. 1914-1918, Leuven: Davidsfonds, 2009 (meer info).
Albert Vervust (1896-1993, 22 jaar): telefonist bij de spoorwegen in Melle die als zeventienjarige kort na de Duitse inval op de vlucht sloeg. Hij kwam terecht in Frankrijk, waar hij zich in juli 1918 als oorlogsvrijwilliger aanmeldde. Op 10 november 1918 bereikte zijn compagnie Merendree. Vervust, Albert, Jeugd in oorlogsjaren. 1914-1918, Gent: André Capiteyn, 2017.
Belgische burgers
Marc Baertsoen (1860-1934, 58 jaar): Gentse advocaat, journalist en liberale politicus die tijdens de bezetting een Franstalig dagboek bijhield. Hij was een echte patriot en had het moeilijk met de bezetters die inkwartiering eisten in zijn woning in de Savaanstraat. BAERTSOEN, Marc, Notes d’un Gantois sur la guerre de 1914-1918, Gent: Vandeweghe, 1929.
Felix Boon (1886-1972, 32 jaar): Leuvense wijnhandelaar en vader van vier, van wie er twee tijdens de oorlog geboren werden. Thuis in de Justus Lipsiusstraat hield hij clandestien een handgeschreven Franstalig dagboek bij. Na de oorlog kreeg hij nog een vijfde kind met zijn ‘mademoiselle’. Zijn dagboek wordt bewaard in het Universiteitsarchief van Leuven. Hij was een van de 32 dagboekschrijvers in mijn boek Oorlogsdagen (meer info).
Romauld Borghouts: broeder afkomstig uit Wouw bij Roosendaal. Hij verbleef aan het grootste deel van de oorlog in Blauwput bij Leuven. Zijn handgeschreven dagboek is uitgegeven door de Heemkundige Kring Het Land van Gastel in hun jaarboek van 2014.
Hélène Dinsart (1882-1968, 36 jaar): jonge pianiste uit Bergen die gedurende de hele oorlog een dagboekje bijhield. Ze woonde bij haar ouders in de rue des Capucins. Ze werden overgeschreven door ene P. Depréay.
Georges Licope (18 jaar): inwoner van Bergen die woonde op het kruispunt La Bascule, vlak bij de plaats waar de Britse strijdmachten hun eerste en laatste gevechten leverden.
Virginie Loveling (1836-1923, 82 jaar): schrijfster en dichtster uit Nevele die zich op het einde van de negentiende eeuw ontwikkelde tot een van de vooraanstaandste vrouwelijke intellectuelen. Tijdens de oorlog hield ze een uitvoerig literair dagboek bij. Loveling, Virginie, Oorlogsdagboeken. Een vrouw vertelt over haar Eerste Wereldoorlog, Antwerpen: De Bezige Bij, 2013. Ze was een van de 32 dagboekschrijvers in mijn boek Oorlogsdagen (meer info).
Willy Oomes (1900-1993, 18 jaar): Antwerpenaar die een dagboek bijhield van 1913 tot 1923. Het dagboek wordt bewaard in het stadsarchief van Antwerpen. Hij was een van de 32 dagboekschrijvers in mijn boek Oorlogsdagen (meer info) en was ook getuige van de V-bommen op Antwepren in mijn boek Elke dag angst (meer info).
Karel Resseler (1900-1950, 18 jaar): jongeman die opgroeide in de drukkerij van zijn familie. Zo was de stap klein om tijdens de oorlog als een journalist een dagboek bij te houden. Hij woonde in de Prinsstraat. Resseler, Karel, Dagboek van een bezette stad. Antwerpen onder de pinhelmen 1914-1918, Brasschaat: Pandora, 2008. Hij was een van de 32 dagboekschrijvers in mijn boek Oorlogsdagen (meer info).
Stijn Streuvels (1871-1969, 47 jaar): een van de bekendste Vlaamse schrijvers, die een dagboek bijhield in het West-Vlaamse Ingooigem. Op het einde van de oorlog was hij voor het geweld en de gasaanvallen gevlucht naar Kortrijk. STREUVELS, Stijn, In oorlogstijd. Het volledige dagboek van de Eerstse Wereldoorlog, Brugge-Nijmegen: Orion/B. Gottmer, 1979. Hij was een van de 32 dagboekschrijvers in mijn boek Oorlogsdagen (meer info).
Karel Van de Woestijne (1878-1929, 40 jaar): bekende Vlaamse schrijver die Brussels correspondent van de Nederlandse krant NRC was. Van de Woestijne, Karel, Verzameld journalistiek werk. Negende deel. Nieuwe Rotterdamsche Courant. Maart 1916-september 1919, Gent: Cultureel Documententatiecentrum,1992. Hij was een van de 32 dagboekschrijvers in mijn boek Oorlogsdagen (meer info).
Alfons Van der Heyden (1906-1987, 12 jaar): herbergierszoon die opgroeide in een gezin van negen kinderen in de arbeidersbuurt aan de Moorselbaan in Aalst. Hij hield een dagboek bij, dat deels verloren ging na de oorlog. Wat hij zich nog herinnerde, vulde hij later aan. Hij was een van de 32 dagboekschrijvers in mijn boek Oorlogsdagen (meer info).
Rachel Van Gijsegem (1885-1975, 33 jaar): onderwijzeres van de gemeenteschool van Sint-Lievens-Houtem die een dagboek bijhield. MEIRESONNE, Lieve, en GOOSSENS, Patrick, De Grote Oorlog in mijn dorp. Dagboek van Rachel Van Gijsegem, Sint-Lievens-Houtem: Heemkunde Houtem, 2015.
Léon Van Haelst (1875-1933, 43 jaar): stekense dokter en schepen die een driedelig dagboek met pentekeningen bijhield over de bezetting. BUYSE, John, en DULLAERT, Luc (red.), ‘Oorlogskroniek van dr. Léon Van Haelst’, in: d’Euze. Tijdschrift van de Heemkundige Kring van Stekene, jaargang 12-16 (1992-1997). Hij was een van de 32 dagboekschrijvers in mijn boek Oorlogsdagen (meer info).
René Vermandere (1857-1944, 61 jaar): Antwerpse toneel-, romanschrijver en dichter. Kort na de oorlog publiceerde hij een gedetailleerde overzicht van zijn ervaringen tussen 1914 en 1918. Een van de laatste hoofdstukken handelde over de revolutie van de Duitse muiters in Antwerpen op 10 november 1918. VERMANDERE, René, De Duitsche Furie te Antwerpen, Antwerpen: Veritas, 1920?.
Cyriel Vlaminck (1875-?, 43 jaar): journalist en schrijver uit Lokeren. Op basis van eigen notities en interviews met mensen uit de streek bracht hij na de oorlog een overzichtswerk uit over de bezettingsjaren. VLAMINCK, Cyriel, Het Etappengebied in België tijdens de oorlog 1914-1918, Brussel: Ons Land, 1925.
Gustave Vuylsteke (1900-1996, 18 jaar): veldwachterszoon uit het West-Vlaamse Meulebeke die een dagboek bijhield. VUYLSTEKE, Gustave, Mijn oorlogsdagboek. Meulebeke tijdens 1914-1918, Tielt: Roede van Tielt, 2000. Hij was een van de 32 dagboekschrijvers in mijn boek Oorlogsdagen (meer info).
Nederlanders
Godard graaf van Aldenburg Bentinck (1857-1940, 61 jaar): kasteelheer van Amerongen, die ex-keizer Wilhelm II asiel verleende tussen november 1918 en mei 1920.
Johan Brautigam (1878-1962, 40 jaar): Rotterdamse SDAP-voorman en vakbondsleider.
Arie Heijkoop (1883-1929, 35 jaar): Rotterdamse SDAP-voorman en vakbondsleider.
Jan Kan (1873-1947, 45 jaar): topambtenaar die van 1908 tot 1931 als secretaris-generaal het ministerie van Binnenlandse Zaken leidde. In november 1918 zou hij in opdracht van Ruijs naar Eijsden reizen om de onttroonde Duitse keizer officieel te ontvangen.
Mathieu Pinckaers (1888-1963, 30 jaar): sergeant en hoofdbewaker van de grenspost in Eijsden.
Charles Ruijs de Beerenbrouck (1873-1936, 44 jaar): Jurist en katholieke edelman die op 9 september 1918 de jongste en eerste katholieke minister-president van Nederland werd. Hij was tevens minister van Binnenlandse Zaken. Na de oorlog zou hij in 1922 en in 1929 een tweede en derde keer de Nederlandse regering leiden.
Pieter Jelles Troelstra (1860-1930, 58 jaar): Friese schrijver, dichter, journalist en politicus, die in 1894 aan de wieg had gestaan van de SDAP. Hij ging door zijn actie in november 1918de geschiedenis in als de man van ‘de vergissing van Troelstra’.
Johannes Benedictus van Heutsz (1851-1924, 67 jaar): diplomaat, voornamelijk in Indonesië. In november 1918 vertegenwoordigde hij kort de Nederlandse regering in Spa.
Willem van Ravensteyn (1876-1970, 42 jaar): politicus die samen met David Wijnkoop hij furore maakte door uit de SDAP te stappen en de communistische SDP op te richten. Hij werd in 1918 lid van de Tweede Kamer. Daarnaast was hij hoofdredacteur van het linkse blad De Tribune.
Willem Vliegen (1868-1947, 55 jaar): voorzitter van de SDAP.
Koningin Wilhelmina (1880-1962, 38 jaar): Nederlandse vorstin sinds 1890.
Arie de Zeeuw (1881-1967, 36 jaar): sociaaldemocratische politicus uit Rotterdam, die voor de SDAP in de gemeenteraad en de Tweede Kamer zetelde.
Duitse politici en hoge militairen
Prins Max von Baden (1867-1929, 51 jaar): kleinzoon van de Russische tsaar Nicolaas I en aangetrouwde neef van keizer Wilhelm II. Hij stond bekend om zijn gematigde politieke houding. Daardoor was hij de ideale kandidaat om rijkskanselier in de herfst van 1918. Hij hield de functie maar een maand lang vol en werd opgevolgd door Ebert.
Prinses Evelyn Blücher (1876-1960, 42 jaar): Britse edelvrouw die in 1907 met de Duitse prins Gebhard Blücher von Wahlstatt (1865-1931) huwde. Ze hield een dagboek bij over het oorlogsleven in de Duitse hoofdstad. Blücher von Wahlstatt, Evelyn, An English Wife in Berlin, Londen: Constable, 1921.
Friedrich Ebert (1871-1925, 47 jaar): sociaaldemocratische parlementariër en voorzitter van de SPD. Door zijn arbeidersafkomst en gematigde imago was hij na de Berlijnse revolutie van november 1918 de ideale opvolger voor Max von Baden als rijkskanselier. De volgende dag werd hij ook door de raden tot volkscommissaris gekozen. In samenwerking met onder meer Groener kon hij de radicaal-linkse groeperingen bloedig onderdrukken. Begin 1919 werd hij de eerste president van de Duitse republiek. Toen hij in 1925 overleed, werd hij opgevolgd door Hindenburg.
Karl Einstein (1885-1940, 33 jaar): Joodse kunsthistoricus en dichter die zich in augustus 1914 meldde als oorlogsvrijwilliger. Nadat hij in november gewond was geraakt, kwam hij terecht in Brussel. Daar ontmoette hij tal van Duitse en Belgische kunstenaars en bracht veel tijd door in het Afrikamuseum van Tervuren. Tijdens de revolutie in Brussel in november 1918 was hij een van de belangrijkste Duitse revolutieleiders en diende hij als de officiële gesprekspartner voor de Belgen.
Kurt Eisner (1867-1919, 51 jaar): Beiers-Joodse journalist en politicus, die in 1917 uit de SPD stapte omdat hij als pacifist tegen regeringsdeelname was. Op 7 november 1918 nam hij de leiding van de opstand in München. Hij werd de eerste president van de Beierse Radenrepubliek. In februari 1919 werd hij vermoord toen hij onderweg was om zijn ontslag in te dienen.
Matthias Erzberger (1875-1921, 43 jaar): voormalig leraar en journalist die politicus werd voor de Duitse katholieke Centrumpartij. Hij verloor in oktober 1918 zijn enige zoon aan de Spaanse griep. Hij werd op 6 november 1918 aangesteld als het hoofd van de Duitse wapenstilstandscommissie. Erzberger werd in februari 1919 minister van Werkgelegenheid, maar moest aftreden. Na de vrede in juni 1919 werd hij in een nieuwe Duitse regering vicekanselier en minister van Financiën. Maar hij trad al in 1920 af. Een jaar later werd hij bij een extreemrechtse aanslag vermoord. ERZBERGER, Matthias, Erlebnisse im Weltkrieg, Stuttgart, 1920. De originele publicatie (in het Duits) is te lezen op Archive.org.
Hugo Freund: Joodse arts en lid van de communistische partij, die voorzitter werd van de Brusselse soldatenraad in november 1918. Na de oorlog in 1933 emigreerde hij waarschijnlijk naar Palestina.
Hermann Geyer (1882-1946, 36 jaar): kapitein en begeleider van de wapenstilstandscommissie. Hij trad op als vertaler en als koerier tussen Rethondes en Spa.
Wilhelm Groener (1867-1939, 51 jaar): kwartiermeester-generaal die op 26 oktober werd aangesteld als de vervanger van Ludendorff. Hij kreeg de opdracht om een wapenstilstand te bewerkstelligen en de Duitse legers geordend thuis te brengen. Na 10 november sloot hij een akkoord met Ebert waarin hij verzekerde dat het leger de republiek zou beschermen. Na de Vrede van Versailles nam hij misnoegd ontslag en stapte over naar de politiek. Hij trad af als minister van Binnenlandse Zaken in 1932 uit protest tegen de opkomst van de nazi’s. Groener, Wilhelm, Lebenserinnerungen, Jugend, Generalstab, Weltkrieg, Göttungen: Vandenhoeck & Ruprecht, 1957.
Werner von Grünau (1874-1956, 44 jaar): baron en diplomaat. Reisde mee met de keizer naar Nederland, maar keerde daarna terug naar Duitsland.
Prins Heinrich (1862-1929, 56 jaar): grootadmiraal in Kiel en broer van keizer Wilhelm II.
Wolf-Heinrich von Helldorf (1896-1944, 22 jaar): graaf en kapitein die als vertaler en koerier meeging naar de onderhandelingen in Rethondes. Na de oorlog sloot hij zich aan bij extreemrechtse opstandelingen en werkte zich op tot parlementslid voor de NSDAP. Hij was eerst lid van de SA en na de machtsgreep van Hitler van de SS. In de zomer van 1944 was hij betrokken bij de mislukte aanslag op Hitler. Een maand later werd hij ter dood gebracht.
Paul von Hindenburg (1847-1934, 71 jaar): kreeg als generaal-veldmaarschalk in 1916 samen met zijn stafchef Erich Ludendorff het bevel over het westelijk front. De mislukking van Verdun en Somme wogen zwaar op zijn carrière. Na het falen van het Lenteoffensief nam hij kort na Ludendorff ontslag, maar dat werd geweigerd. Zo bleef hij aan als de Duitse opperbevelhebber in Spa. In 1925 werd hij tot rijkspresident verkozen, als opvolger van Ebert. Hij werd na zijn dood opgevolgd door Adolf Hitler.
Paul von Hintze (1864-1941, 54 jaar): topdiplomaat, admiraal en een van de hoogste vertegenwoordigers van het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken.
Sigurd von Ilsemann (1884-1952, 34 jaar): Afkomstig van een in 1908 tot de adelstand verheven Pruisische familie, maakte hij carrière als officier. Hij belandde in de loopgraven en klom op tot kapitein in 1916. In het laatste oorlogsjaar kende zijn carrière een hoge vlucht toen hij toetrad tot de keizerlijke staf. Drie weken voor het oorlogseinde werd hij de vleugeladjudant van keizer Wilhelm. Hij bleef zijn vorst tot diens dood in 1941 bijstaan, eerst in kasteel Amerongen en daarna in Huis Doorn. Hij huwde met de dochter van de Amerongse kasteelheer. Uiteindelijk stapte hij in 1952 zelf uit het leven. Zijn dagboeknotities had hij tijdens de Tweede Wereldoorlog laten inmetselen en werden in de late jaren zestig uitgegeven. VON ILSEMANN, Sigurd, Wilhelm II in Nederland. 1918-1941. Dagboekfragmenten bezorgd doorJacco Pekhelder en Wendy Landewé, Soesterberg: Aspekt, 2015.
Karl Liebknecht (1871-1919, 47 jaar): radicaal-communistische politicus, die aanvankelijk lid was van de SPD. Door zijn pacifistische houding belandde hij in de gevangenis. Hij werd op 8 november 1918 vrijgelaten en een dag later riep hij de revolutie uit in Berlijn. Begin 1919 werd hij in de antirevolutionaire repressie vermoord, samen met zijn bekende medestandster Rosa Luxemburg.
Erich Ludendorff (1865-1937, 53 jaar): de generaal achter de succesvolle veldslagen van Luik en Tannenberg. Na de Slag om Verdun werd hij op verzoek van de keizer samen met Hindenburg lid van het Duitse opperbevel. Sindsdien leidde hij het land in oorlog als een ‘stille dictator’. Hij nam in oktober 1918 ontslag na de rampzalige nederlagen in de zomer van 1918 en vanwege een depressie door het sneuvelen van twee van zijn stiefzonen. Hij vluchtte weg uit Berlijn in de nacht van 9 op 10 november. Ludendorff, Erich, Ludendorff’s Own Story, August 1914-November 1918, 2 delen, New York, 1919.
Koning Ludwig III (1845-1921, 73 jaar): vorst van de Beierse bondsstaat tussen 1913 en 1918.
Rosa Luxemburg (1871-1919, 47 jaar): Duitse marxiste, feministe van de Spartakusbond. Op 8 november 1918 vrijgelaten na twee jaar gevangenschap in Breslau. Op 9 november riep ze met Karl Liebknecht de Vrije Socialistische Republiek uit, waarmee ze een communistische volksopstand probeerden te tewerkstellen.
Lothar Popp (1887-1980, 31 jaar): revolutionaire havenarbeider in Kiel.
Kroonprins Rupprecht (1869-1955, 49 jaar): oudste zoon van Ludwig III en als veldmaarschalk bevelhebber van zijn eigen legergroep.
Philipp Scheidemann (1865-1939, 53 jaar): socialistische politicus van eenvoudige arbeidersafkomst. In 1918 werd hij staatssecretaris in de regering-Baden. Op 9 november riep hij de republiek uit in Berlijn. In 1919 werd hij premier van de eerste regering van de Weimarrepubliek. Hij trad af uit onvrede met de Vrede van Versailles.
Alfred von Oberndorff (1870-1963, 47 jaar): graaf en diplomaat die in november 1918 het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken vertegenwoordigde in de wapenstiltandscommissie. Hij was een persoonlijke vriend van Erzberger.
Hans von Plessen (1941-1929, 78 jaar): Pruisische generaal en een van de oudste officieren in de keizerlijke generale staf. Hij volgde de keizer in zijn ballingschap in Nederland, maar keerde later terug naar Duitsland.
Ernst Vanselow (1876-?, 42 jaar): kapitein-ter-zee en de vertegenwoordiger van de Duitse marine in de Duitse wapenstilstandscommissie.
Keizer Wilhelm II (1859-1941, 59 jaar): laatste Duitse keizer en Pruisische koning van het huis Hohenzollern. Hij regeerde dertig jaar, van 1888 tot 1918. Als een van de kleinzonen van de Britse koningin Victoria was hij familie bijna alle vorsten die zich in augustus 1914 in de Eerste Wereldoorlog stortten. Hij stond bekend als een ijdele, nogal impulsieve en inconsequente, maar ook emotionele, dramatische vorst. Na zijn gedwongen troonsafstand op 9 november 1918 vroeg hij asiel aan in Nederland. Na een verblijf in Kasteel Amerongen en Huis Doorn overleed hij in ballingschap. Zijn laatste wens was dat zijn gebalsemde lichaam gerepatrieerd zou worden naar Duitsland als het weer een monarchie werd. Tot op de dag van vandaag ligt zijn lichaam nog steeds in het door de keizer zelf ontworpen mausoleum op het landgoed van Huis Doorn.
Kroonprins Wilhelm (1882-1951, 36 jaar): oudste zoon van de Duitse keizer en bevelhebber van de centrale Duitse legergroep. Hij vluchtte kort na de wapenstilstand net als zijn vader naar Nederland.
Detlof von Winterfeldt (1867-1940, 51 jaar): Pruisische generaal-majoor die het Duitse leger vertegenwoordigde in de wapenstilstandscommsissie.
Duitse frontmilitairen
Karl Artelt (1890-1981, 27 jaar): matroos en revolutieleider in de Kielse opstand.
Otto Bräutigam (1895-1992, 23 jaar): jonge Oberleutnant bij de veldartillerie. Na de oorlog werd hij diplomaat. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij betrokken bij de Wanseeconferentie, die de Holocaust definitief in gang zette.
Georg Bucher (22 jaar): dienstplichtige die waarschijnlijk net achttien was toen hij in het Zuid-Dutise Allgäu werd gemobiliseerd. Hij vocht in Ieper, Somme en Verdun. In november 1918 vocht hij als Feldwebel (sergeant) tegen de Amerikanen in het Maas-Argonneoffensief. Pas in 1926 begon hij met het noteren van zijn herinneringen aan de tijd in de loopgraven en het verlies van vijf van zijn beste vrienden. Bucher, Georg, In the Line. 1914-1918, Uckfield: The Naval & Military Press, 2005; origineel: Bucher, Georg, Westfront, 1914-1918. Das Buch vom Frontkamerade, Wenen/Leipzig: Carl Konegen, 1930.
Adolf Hitler (1889-1945, 29 jaar): Oostenrijkse korporaal bij het Duitse leger. Hij was voor de oorlog naar München verhuisd en had zich als oorlogsvrijwilliger aangemeld. In oktober raakte hij gewond door een gasaanval bij Wervik. Hij maakte het einde van de oorlog mee in het ziekenhuis van Pasewalk. Na de oorlog werd hij een van de extreemrechtse leiders in de Duitse politiek.
Richard Stumpf (1892-1958, 26 jaar): Beierse matroos op de SMS Helgoland, die in november 1918 in Wilhelmshaven aangemeerd lag. Stumpf, Richard, en Horn, Daniel (red.), War, Mutiny and Revolution in the German Navy, New Yersey: Rutgers University Press, 1967.
Herbert Sulzbach (1894-1985, 24 jaar): Joodse bankierszoon die vier jaar lang aan het front was als artillerist en opklom tot kapitein. In november 1918 was hij gelegerd in Beaumont, bij Chimay. Door de opkomst van de nazi’s in de jaren dertig was hij genoodzaakt het land te verlaten. Hij ging naar Engeland. Sulzbach, Herbert, With the German Guns. Four Years on the Western Front, Barnsley: Pen & Sword Military Classics, 2003.
Erwin Thomä (1896-1918, 22 jaar): luitenant bij het 19de ulanenregiment, afkomstig uit Stuttgart. Hij was waarschijnlijk de laatste Duitse gesneuvelde tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Karl Weniger: kapitein van het vlaggenschip König in Kiel.
Franse politici en hoge militairen
Georges Clemenceau (1841-1929, 77 jaar): arts en journalist die in 1870 na de val van Napoleon III in de politiek stapte. Na het ontslag van de regering werd hij door zijn rivaal Poincaré op 16 november 1917 tot eerste minister benoemd. Als publiek figuur was hij de man die Frankrijk naar de eindoverwinning moest brengen. Hij stond bekend als Le Tigre met een reputatie van rechtlijnigheid. Hij schoof zijn protegé Foch naar voren als de militaire opperbevelhebber. Clemenceau was voorzitter van de Conferentie van Parijs in oktober 1918, waarin de wapenstilstandsvoorwaarden werden besproken.
Ferdinand Foch (1851-1929, 67 jaar): maarschalk die zijn militaire carrière als negentienjarige was begonnen in de Frans-Pruisische Oorlog van 1870. Daarna werkte hij zich gestaag op in de rangen, tot hij in 1911 divisiegeneraal werd. Kenmerkend was zijn houding als professor in militaire geschiedenis, waarmee hij de Franse strategie onder zijn voorganger Joffre beïnvloedde. Met concurrenten zoals Pétain en Weygand haalde hij op 6 augustus 1918 de hoogste titel van het Franse leger, maarschalk. Hij leidde het ultieme geallieerde bevrijdingsoffensief van eind september 1918. Hij kreeg tevens de leiding over de geallieerde wapenstilstandscommissie. Hij opereerde vanuit Senlis en in de laatste oorlogsdagen vanuit het treinstel in het Bos van Compiègne.
Paul Laperche: officier en tolk in de Franse wapenstilstandscommissie.
Henri Mordacq (1868-1943, 50 jaar): divisiegeneraal die in november 1917 stafchef werd in Clemenceaus net opgerichte oorlogsministerie. Hij groeide uit tot een van de invloedrijkste Franse militairen. Zijn memoires over de laatste oorlogsdagen behoren tot de eerste en invloedrijkste geschiedwerken. Mordacq, Henri, l’Armistice du 11 novembre 1918. Récit d’un témoin, Parijs: Librairie Plon, 1937.
Philippe Pétain (1856-1951, 62 jaar): Franse generaal en de concurrent van Foch. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stond hij aan het hoofd van de zogenaamde Vichyregering, die collaboreerde met de Duitse bezetters.
Raymond Poincaré (1860-1934, 58 jaar): 10de Franse president van 1913 tot 1920. Hij werd bij het oorlogseinde meer en meer opzijgeschoven door de sterke Clemenceau.
Maxime Weygand (1867-1965, 51 jaar): generaal die na zijn geboorte in Brussel te vondeling was gelegd en dus aanvankelijk Belg was. Hij zou ofwel het kind geweest zijn van prinses Charlotte en haar minaar, ofwel van haar broer koning Leopold II en diens Poolse minnares. Hij studeerde als buitenlandse kadet af aan de militaire school in 1887, waarna hij tot Fransman liet nationaliseren en de naam Weygand aannam. Aan het begin van de oorlog kwam hij bij de staf van Ferdinand Foch terecht en groeide uit tot diens rechterhand. Weygand, Maxime, Le 11 novembre, Parijs: Flammarion, 1953.
Franse frontmilitairen
Edmond Boichut (1864-1941, 54 jaar): generaal, commandant van de 163ste divisie.
Octave Delaluque (1889-1931, 29 jaar): soldaat van het 415de regiment van de 163ste divisie. Na zijn dienstplicht als klaroenblazer in 1910-1911 werd hij begin augustus 1914 gemobiliseerd. Hij was betrokken bij het laatste Franse offensief aan Vrigne-Meuse en werd daar een van de Clairons d’Armistice.
Paul Douriez: korporaal bij het 401ste regiment, 133ste divisie.
Georges Labroche (1896-1969, 22 jaar): klaroenblazer bij het 171ste infanterieregiment van de 166ste divisie. Hij begeleidde de Duitse Helldorff bij diens missie.
Marceau Nédoncelle (1895-1932, 22 jaar): sergeant bij het 8ste zoeavenregiment, afkomstig uit Cléty. Het hele dagboek is online beschikbaar: ‘190. Carnet de guerre et notes de Marceau Dénoncelles’, in: Le Chtimiste, website, januari 2015, (www.chtimiste.com).
Pierre Sellier (1892-1948, 26 jaar): de eerste van de Clairons d’Armistice, jarig op 8 november. Hij was soldaat bij het 171ste infanterieregiment van de 166ste divisie.
Augustin Trébuchon (1878-1918, 40 jaar): koerier bij het 415de regiment van de 163ste divisie. Hij was een van de laatste Franse gesneuvelden (officieel de laatste).
Britse politici en hoge militairen
Arthur Currie (1875-1933, 42 jaar): luitenant-generaal en algemeen bevelhebber van de Canadese legers in Europa. Hij leidde het bevrijdingsoffensief van Bergen en stond bekend om zijn lengte en om zijn onhandigheid als spreker, maar vooral om zijn tactisch inzicht.
Douglas Haig (1861-1928, 57 jaar): Britse veldmaarschalk en bevelhebber bij de Somme, bekend om zijn tactieken om massaal over the top te gaan. Hij kreeg daardoor de bijnaam “The Butcher”.
David Lloyd George (1863-1945, 55 jaar): politicus van de Liberal Party die van 1916 tot 1922 premier was.
Bertrand Russell (1872-1970, 46 jaar): filosoof en pacifist, die een halfjaar vast zat vanwege zijn protest tegen de oorlog.
Rosslyn Wemyss (1864-1933, 54 jaar): admiraal en sinds juli 1917 de First Sea Lord van de Britse marine. Hij was de vertegenwoordiger van de geallieerde zeemachten in de wapenstilstandscommissie.
Britse frontmilitairen
Will R. Bird (1891-1984, 27 jaar): Canadese korporaal bij de 5de Royal Highlanders van december 1916 tot februari 1919. Hij hield een gedetailleerd dagboek bij met daarin de laatste oorlogsdag en zijn opmars vanuit Jemappes naar Bergen. Hij leidde een peloton met onder meer de broers Tom en Jim Mills, ene Jones en een man genaamd Old Bill. Tom Mills en Jones sneuvelden bij een granaatinslag nabij Bergen op de middag van 10 november 1918. In de laatste oorlogsnacht bevrijdde Bird mee de Henegouwse stad. BIRD, Will, Ghosts Have Warm Hands, Toronto: Clark, Irwin & Company, 1968.
George Ellison (1878-1918, 40 jaar): soldaat bij de 5de Royal Irish Lancers.
Philip Gibbs (1877-1962, 41 jaar): Londense journalist die het oorlogseinde doorbracht in Doornik, van waaruit hij bezoek bracht aan onder meer Rijsel en Mauberge. Gibbs, Philip, The Way to Victory. Volume Two: The Repulse, New York: George H. Doran Company, 1919.
John Frederick Livesay (1875-1944, 43 jaar): Canadese oorlogscorrespondent die in 1918 voor de Canadian Press naar het Europese front trok, waar hij tot begin 1919 bleef. Livesay, John Frederick, Canada’s Hundred Days. With the Canadian Corps from Amiens to Mons, Aug. 8-Nov. 11, 1918, Toronto: T. Allen, 1919.
George Price (1892-1918, 25 jaar): Canadese soldaat bij het 28ste bataljon, gemobiliseerd in 1917. Hij was officieel de laatste Canadese gesneuvelde van de Eerste Wereldoorlog. Hij stierf op 11 november 1918 om 10u58, twee minuten voor de wapenstilstand.
Verenigde Staten
Roy Howard (1883-1964, 35 jaar): krantenjournalist voor United Press. Op 7 november 1918 veroorzaakte hij “de Valse Wapenstilstand” door het foute nieuws te verspreiden dat er reeds getekend was en de wapens reeds zwegen. Een historisch geval van fake news… Zijn verhaal kan je lezen via deze link.
John Pershing (1860-1948, 58 jaar): bevelhebber van het Amerikaanse (1ste) leger in Europa. PERSHING, John, My Experiences in the World War, Hodder and Soughton, 1931.
Woodrow Wilson (1856-1924, 62 jaar): 28ste president van de Verenigde Staten, die werd ingezworen in 1912 en na vier jaar werd herkozen. Bij het uitbreken van de oorlog koos hij resoluut voor de neutraliteit. Maar in april 1917 verklaarde hij dan toch de oorlog aan Duitsland. Een halfjaar later landden de eerste Amerikaanse troepen in Europa. Op 8 januari 1918 stelde hij zijn Veertien Punten op, die als basis voor de latere wapenstilstandsonderhandelingen dienden.
Amerikaanse frontmilitairen
Connel Albertine: soldaat bij het 104ste infantrieregiment van de 26ste divisie. Hij zat in de compagnie A met kapelaan de Valles. Albertine, Connell, The Yankee Doughboy, Boston: Branden Press, 1968.
Henry Allen: majoor-generaal, commandant van de 90ste divisie.
Horace Leonard Baker (1893-1948, 25 jaar): leraar uit de Mississippistreek die in de lente van 1918 aan het Franse front terechtkwam. Hij vocht in het Marneoffensief en de laatste dagen met de 32ste divisie bij het dorp Peuvillers. Baker, Horace, Argonne Days in World War I, Aberdeen: The Aberdeen Weekly, 1927; in 2007 is er een heruitgave geweest onder redactie van Robert Ferrell.
Robert Lee Bullard (1861-1947, 67 jaar): luitenant-generaal, bevelhebber van het 2de Amerikaanse leger, sinds de oprichting ervan in oktober 1918.
Robert Casey: kapitein der artillerie bij de 33ste divisie.
Sol Cohen: violist en sergeant bij de 33de divisie.
Rudolph Forderhase: sergeant met Duitse roots bij de 89ste divisie.
Henry Gunther (1895-1918, 23 jaar): soldaat bij de ‘Baltimore’s Own’, het 313ste infanterieregiment van de 79ste divisie. Hij staat officieel bekend als de laatste gesneuvelde tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hij overleed om 10:59 nabij de Franse Maasoever.
Melvin Krulewitch (1895-1978, 23 jaar): sergeant bij de 2de divisie, jarig op 11 november. Hij klom tijdens en na de Tweede Wereldoorlog op tot majoor-generaal.
Edward Lukert: luitenant bij het 11de regiment van 5de divisie.
Elton Mackin (1898-1974, 20 jaar): koerier bij het 5de mariniersregiment van de 2de divisie. De laatste oorlogsnacht beleefde hij aan de Maasoever bij het Franse Létanne. Mackin, Elton, Suddenly We Didn’t Want to Die, Navato: Presidio Press, 1993/1996.
Harry Rennagel: luitenant bij de 26ste divisie.
Joe Romedahl (1890-1982, 28 jaar): soldaat bij de 33ste divisie.
Warner Ross: blanke majoor bij de ‘zwarte’ 92ste divisie. In de laatste 24 oorlogsuren zag hij tot zijn verschrikking nog verschillende van zijn jongens sneuvelen. ROSS, Warner, My Colored Battalion, Chicago: uitgegeven in eigen beheer, 1920.
Harry Truman (1884-1972, 34 jaar): kolonel bij de 35ste divisie, werd in 1945 de 33ste president van de Verenigde Staten.
William Wright (1863-1943, 55 jaar): generaal, commandant van de 89ste divisie. Kreeg na de oorlog erg veel kritiek op zijn keuze om Stenay te veroveren op 11 november 1918.
Anderen
Thomas Mann (1875-1955, 43 jaar): Duitse beroemde schrijver die in 1918 in München woonde.
Vittorio Orlando (1860-1952, 58 jaar): Italiaanse premier van 1917 tot 1919.
Pedro Saura y del Pan: Spaanse consul in Brussel.
Ludwig Wittgenstein (1889-1951, 29 jaar): Oostenrijkse filosoof en luitenant.
Een gedachte over “Personages van Het elfde uur”