Als inleiding voor mijn boek Het elfde uur schreef ik drie stukken als inleiding op de geschiedenis van de laatste 24 uur van de Eerste Wereldoorlog. Nu publiceer ik ze ook op mijn website. Het derde stuk handelt over de aanloop tot de wapenstilstand van 11 november 1918. Voor de bibliografie en verdere geschiedenis verwijs ik naar het boek.

© Pieter Serrien – indien gebruik, graag correcte vermelding: SERRIEN, Pieter, Het elfde uur. 11 november 1918. De gewelddadige laatste dag van de Eerste Wereldoorlog, Horizon, 2018, 39-44.

Wapenstilstand – van 14 naar 34 punten

Vier van de belangrijkste geallieerde machthebbers, v.l.n.r.: de Franse maarschalk Ferdinand Foch, de Franse premier Clemenceau, de Britse Lloyd George en de Italiaanse Orlando.

Als het aan de militaire strategen had gelegen, was 11 november 1918 niet de geschiedenis ingegaan als de wapenstilstandsdag. Het waren de politici van beide kanten die aandrongen op een (tijdelijk) oorlogseinde. Er waren al verschillende andere pogingen geweest om de strijdende partijen rond de tafel te krijgen, maar die waren meestal op voorhand al gedoemd te mislukken.

De eerste belangrijke doorstart waren de Veertien Punten, die de Amerikaanse president Woodrow Wilson op 8 januari 1918 opstelde. Die vormden een masterplan voor wereldvrede, een utopische blauwdruk voor een democratische, liberale en vooral vredevolle nieuwe wereldorde. Het was een pleidooi voor vrijhandel en zelfbeschikkingsrecht voor alle volkeren. De Volkerenbond zou van deze oorlog ‘de oorlog die alle oorlogen deed eindigen’ moeten maken. Of zoals het in het Frans zo mooi klinkt: La Der des Ders. Maar voor het belangrijkste land van de centralen was dit voorstel niet haalbaar: Duitsland zou alleen maar verliezen. Het was dan ook geen verrassing dat Berlijn de Veertien Punten aanvankelijk opzijschoof. Tijdens de eerste helft van het vierde oorlogsjaar voerden de Duitsers de strijd zelfs nog op met het hierboven besproken Lenteoffensief.

Er kwam pas schot in de zaak met het geallieerde bevrijdingsoffensief vanaf 28 september 1918. Voor het eerst in vier jaar konden de geallieerde legers op verschillende fronten doorbreken. Eind september vroeg Bulgarije als eerste centrale mogendheid een wapenstilstand aan. Een goede maand later volgden het Ottomaanse Rijk en Oostenrijk-Hongarije. Duitsland was zijn bondgenoten kwijt en in eigen land dreigde een opstand uit te breken. Dat leidde tot een totale ommekeer in de politieke strategie van de keizerlijke en militaire top. In één nacht tijd kwamen de traditionele Duitse machthebbers tegemoet aan de jarenlange eis van de democraten om een burgerregering samen te stellen. Het was een meesterzet van generaal Erich Ludendorff, die al twee jaar als schaduwdictator het Duitse Keizerrijk leidde. Deze onverwachte stap opzij bleek niet ingegeven door een democratische inkeer, maar door een revolutie van bovenaf. Ludendorff wilde namelijk een mogelijke opstand in de kiem te smoren. Daarbij konden de Duitse militairen zo de waarschijnlijk verloren oorlog aan de nieuwe regering wijten. Ludendorff besefte bovendien dat de geallieerden eerder geneigd zouden zijn te luisteren naar een burgerregering dan naar de militaire junta die ze vier jaar lang hadden bestreden.

Max von Baden.

Op 3 oktober stelde het parlement Max von Baden aan als nieuwe rijkskanselier. Met hem hadden de Duitsers de juiste staatsleider om over de vrede te onderhandelen. ‘Max Pax’ was de aangetrouwde neef van keizer Wilhelm II en stond bekend als een gematigd liberaal. Hij had als generaal amper deelgenomen aan de strijd, waardoor hij een aanvaardbaar figuur was voor de steeds machtiger sociaaldemocraten en pacifisten. Aanvankelijk was hij niet meteen geneigd om een wapenstilstand te vragen. Dat zou over de hele wereld beschouwd worden als een toegeving van de Duitse nederlaag, zo redeneerde hij. Waarom niet eerst het Duitse leger laten terugtrekken om de eigen grenzen te verdedigen? De oppermachtige Erich Ludendorff voerde de druk op en stuurde dagelijks waarschuwende brieven vanuit het militaire hoofdkwartier in Spa naar de kanselarij in Berlijn. Hij beweerde dat het leger ieder moment in elkaar dreigde te storten. Het effect van Ludendorffs poging tot chantage bleef niet uit. Op zijn derde werkdag stuurde kanselier von Baden via het neutrale Zwitserland een brief aan de Amerikaanse president, waarin hij de Veertien Punten als basis accepteerde voor verdere onderhandelingen: ‘Om verder bloedvergieten te vermijden vraagt de Duitse overheid de president om de onmiddellijke regeling voor een wapenstilstand ter land, te zee en in de lucht.’

Met dit manoeuvre wilde de kanselier de Fransen en Britten omzeilen, goed wetend dat hun eisen veel strenger zouden zijn. Volgens de Veertien Punten zouden de Duitsers hun troepen terugtrekken uit Frankrijk en België, waardoor ze een oorlog op eigen grondgebied konden vermijden. Maar president Wilson liet zich niet kennen en vroeg op 8 oktober of de kanselier zijn aanvraag wel meende. Er volgde stoer spierballenvertoon. De Amerikaanse president eiste in een kwade brief prompt een volledige Duitse terugtrekking voordat gesprekken zouden starten. In een tweede brief ging Wilson nog een stapje verder door de invoering van een echte democratie te eisen. Duitsland kende een algemeen stemrecht, maar het parlement had er amper iets te zeggen. De keizer en de militaire elite moesten als ‘arbitraire machten die het Duitse volk onderdrukten’ van het toneel verdwijnen. Wilhelm II reageerde furieus: ‘De president wil de monarchie neerhalen!’ Het lot van Ludendorff was bezegeld. Hij nam op 26 oktober ontslag, samen met zijn rechterhand Paul von Hindenburg. Maar die laatste moest van de keizer aanblijven. De militaire junta verzwakte en de keizer wankelde. Op dat ogenblik kreeg Max von Baden als rijkskanselier de kans om geschiedenis te schrijven.

Hindenburg, Wilhelm II en Ludendorff in betere tijden.

Ludendorff had fout gegokt. In een poging om de militaire macht te redden had hij de democratie een kans gegeven. Het Duitse volk had vier jaar lang onder een sterk autoritair militaristisch bewind geleefd. Toen in oktober de machtswissel was doorgevoerd, creëerde die ongewild ook meer openheid. Plots kregen burgers in Duitsland en militairen aan het front te horen welke verantwoordelijkheid figuren als Ludendorff en Hindenburg droegen voor de grote offensieven die in bloedbaden waren uitgemond. Het imago van de ongenaakbare opperbevelhebbers kreeg dan ook een stevige deuk. Voor het eerst ontstond er in Duitsland een brede basis voor het ter discussie stellen van de vanzelfsprekendheden van de oorlogspolitiek.

Na het heen en weer schrijven met de Duitsers legde president Wilson de situatie voor aan zijn geallieerde bondgenoten. In Parijs volgden scherpe onderhandelingen met de Franse en Britse regeringen en de legertop. De Franse eisen om Duitsland te dwingen tot een volledige capitulatie botsten met de Britse bezorgdheid om nog meer slachtoffers. In de achterkamertjes trachtte de Franse generaal Pétain zijn grote concurrent Foch ervan te overtuigen alle besprekingen uit te stellen. Zo kon hij een geheim offensief lanceren in Elzas-Lotharingen. Tot Fochs ergernis legden de Britten steeds opnieuw hun eis op tafel om in de voorwaarden op te nemen dat het grootste deel van de Duitse marine overgedragen moest worden aan de geallieerde zeemachten. Fochs relatie met de Amerikaanse opperbevelhebber John Pershing was al even precair. Omdat de Amerikanen een enorme nieuwe troepenmacht ter beschikking stelden, eiste Pershing een eigen frontgebied, waar hij onafhankelijk wilde strijden.

Terwijl de Duitse legers het ene verlies na het andere incasseerden, moesten de Duitse politici een charmeoffensief lanceren om hun vijanden rond de tafel te krijgen. Dat was niet makkelijk, want het was voor hen net zo belangrijk om de strijd vol te houden. Als de Duitsers immers te ver werden teruggedreven, konden ze geen enkele geallieerde eis weigeren en zou een vernederende totale overgave volgen. Bovendien waren er vanaf midden oktober de geruchten over een mogelijke wapenstilstand, wat een bluts veroorzaakte in het moreel van de Duitse troepen. ‘Max, Max, je hebt je land een vuile truc verkocht!’ schreef een Duitse soldaat in zijn dagboek. ‘Het woord “wapenstilstand” gaat van mond tot mond en niemand wil drie minuten voor de vrede zijn leven geven. Hoe kunnen wij nog moed tonen als onze regering alles achter onze rug opoffert?’ Kort daarna kwamen de eerste meldingen binnen over desertie en muiterij.

In dit politieke schaakspel was de Brusselse liberale minister van Buitenlandse Zaken Paul Hymans een van de belangrijkste Belgische pionnen. Vanaf zijn eerste ambtstermijn als lid van de regering in ballingschap lag hij in de politieke vuurlinie. Hij moest opboksen tegen de Franse en Britse ambities om van het naoorlogse België een soort satellietstaat te maken, terwijl de Belgische politieke elite zelfs gebiedsuitbreiding ambieerde. Het jaar tevoren was Hymans beland in het zogenaamde annexatiekamp, dat niet alleen de Oostkantons op het oog had, maar ook de grensgebieden met Luxemburg en het neutrale Nederland. België had echter in 1831 een blijvende neutraliteitsplicht in de grondwet opgenomen. Toch wilde een kleine, maar machtige groep politici de sleutelrol van het land tijdens de oorlog verzilveren en een Europese grootmacht worden. De socialistische en Vlaams-nationalistische politici vonden dat grootheidswaanzin. Zij wilden eerst een oplossing voor de sociaaleconomische ellende in het land na vier jaar bezetting. En dan was er nog de Belgische koning. Albert I was in de ogen van de andere geallieerde staten lang niet de oorlogsheld die de legerpropaganda de Belgische troepen voorhield.

Paul Hymans.

Midden oktober legde Paul Hymans de Belgische voorwaarden voor een wapenstilstand op Fochs tafel. De geallieerde grootmachten schoven de voorstellen weinig subtiel opzij. Na overleg met de koning reisde Hymans naar Parijs. Daar overlegde hij op 23 en 24 oktober met zijn Franse ambtsgenoot George Clemenceau. Hij vond aarzelende steun voor de annexatie van Luxemburg, de Scheldemonding en de Oostkantons. Maar de Franse premier repte niet over de geplande geallieerde conferentie op het einde van de maand. Hoopvol sloot Hymans zich opnieuw aan bij de Belgische regering in het net bevrijde Brugge. Maar er volgde geen uitnodiging van Foch.

De geallieerde wapenstilstandsvoorwaarden kregen hun definitieve vorm tijdens de top van Parijs tussen 29 oktober en 4 november 1918. Aan het hoofd van die conferentie stond de Franse maarschalk Ferdinand Foch, de opperbevelhebber van de gecombineerde geallieerde strijdkrachten. De grote afwezigen in de aanloop naar de wapenstilstand waren de Belgen. Tijdens de oorlog had het kleine land een volwaardige plaats binnen het geallieerde opperbevel veroverd. Maar wanneer het er echt op aankwam, bleken de Belgen niet welkom te zijn.

Uiteindelijk zou een exact één week na het afsluiten van de Parijse top, het historische moment aanbreken. Op 11 november, rond 5.30 uur ondertekenden geallieerde en Duitse vertegenwoordigers de papieren met de 34 voorwaarden van de wapenstilstand. Vijfenhalf uur later, om 11.00 uur precies, zou de strijd voor 36 dagen gepauzeerd worden. Achteraf bleek dit staakt-het-vuren het definitieve oorlogseinde. Hoewel er op sommige momenten gedreigd werd de strijd te hervatten, werd de wapenstilstand meermaals verlengd, totdat de Vrede van Versailles hem in juni 1919 definitief maakte. Zo werd 11 november 1918 de officiële de datum van het einde van de Eerste Wereldoorlog, een dag die wereldwijd wordt herdacht.