Afgelopen week
Het was dit weekend exact 80 jaar geleden dat de V-bommenterreur eindigde. Voor ons land was dit de echte bevrijding. Een dikke maand later zou het einde van de oorlog in Europa volgen. Ik ben blij dat er deze week veel aandacht is, zowel in de pers als van lokale herdenkingsinitiatieven. Ik werkte mee aan een reportagereeks die Radio 2 en VRTNWS maakten. Het hoogtepunt was ongetwijfeld de publicatie van mijn kaart van alle dodelijke V-inslagen op VRTNWS, via deze link! Om deze bijzondere week af te sluiten, publiceer ik vandaag de getuigenis van Paul Crevels en de geüpdate versie van het hoofdstuk over de laatste V-bommenweek uit Elke dag angst.
Het boek is nog steeds in de boekhandel en online verkrijgbaar! Klik hier voor meer info!
Ga via deze link naar de startpagina over de V-bommen.
80 jaar na de laatste V-bommenweek in de pers
- 25 maart: Ik op Radio2 (VRTNWS) over de V-bommenterreur
- 26 maart: VRTNWS/Radio2 over de V-bommen op Ekeren
- 27 maart: VRTNWS/Radio2 over het drama van Wintam
- 28 maart: VRTNWS/Radio2 over V-bomkrater in Kalmthoutse Heide
- 29 maart: de allerlaatste dodelijke V-bominslag in ons land, in Essen-Hoek
- Afsluitend artikel met een nieuwe versie van de V-bommenkaart op VRTNWS
Het verhaal van Paul
Paul Crevels uit Berchem is 93 jaar oud. Al vaker kruisten ons pad, want hij heeft de Tweede Wereldoorlog in het Antwerpse van dichtbij meegemaakt. In mei 1940 was hij acht jaar, even oud als mijn oudste zoontje nu. ‘Die eerste oorlogsdag herinner ik mij nog’, schrijft Paul mij. ‘Ik ging met vader naar het begin van onze straat, de Van Marcelinnestraat te Berchem, alwaar ik een grijze bom in de goot zag liggen. De punt ervan was aswit en smeulde. Volgens vader was dat een brandbom. We gingen verder naar “het zothuis”, Sint-Amedeus in Mortsel want dat was ook gebombardeerd. Buiten enkele kapotte ruiten kan ik mij niets meer herinneren, tenzij talrijke mensen die er doelloos rondliepen zelfs tot op de spoorweg toe, het bleken krankzinnigen te zijn.’
Exact 80 jaar geleden kwam er voor Paul en vele anderen eindelijk een einde aan het leven met de bommen. In een mail benadrukte hij: ‘Toen ik jaren na de oorlog sprak met mijn schoolkameraden en generatiegenoten, kwamen wij allen tot hetzelfde besluit. Wij zagen de oorlog als een avontuur en volgden met spanning de bombardementen, het overvliegen van geallieerde vliegtuigen en bijhorend afweergeschut en het vallen van de vliegende bommen. Geen van ons allen had een trauma overgehouden aan de oorlog.’
‘Geregeld waren er geallieerde vliegtuigen die overvlogen om Duitsland te bombarderen’, begint Paul over het spektakel in de lucht. ‘Vooraf kregen we alarm en mocht niemand meer op straat zijn en moest men plaats nemen in voorziene bunkers, zoals in de Victor Jacobslei of moest men schuilen in huis. Een tiental minuten later hoorden we een steeds intenser wordend gebrom van een eskader vliegtuigen , in het midden van de groep de tweemotorige zware vliegtuigen, met vooraan, achteraan en langs de flanken de eenmotorige vliegtuigen als escorte. Dan brandde de hel los: knallend afweergeschut , dan voor, naast en onder de vliegtuigen telkens een zwart wolkje. Soms werd er raak geschoten en dan zagen we zwarte rook uit dat vliegtuig komen. Wanneer het ’s nachts gebeurde was dat een heel spektakel, met vuurrode kanonkogels in de richting van de vliegtuigen. Het leek wel een paternoster! Grote lichtbundels zochten de hemel af en wanneer er een vliegtuig in het vizier kwam dan werden de verschillende schijnwerpers gebundeld zodat zich een grote cirkel vormde rond het zilverkleurige vliegtuig en dan richtte al het afweergeschut zich op dat ene doel. Het was een fantastisch zicht, maar ik besefte er de tragedie niet van.’
Zijn vader maakte het bombardement op Mortsel mee in de Gevaert-fabriek. Pauls herinneringen aan die noodlottige 5 april 1943 zijn vooral vragen waar geen antwoorden op kwamen: ‘Ik herinner mij zijn thuiskomst. Zijn gelaat vol geronnen bloed, een diepe hoofdwonde waar nog bloed uit sijpelde en vervuild kostuum, vol glassplinters. Hoe kwam het dat hij die dag de fabriek zo vroeg had verlaten? Hij was op weg naar huis toen onder “de afgebroken brug” de tram uit zijn sporen gerukt werd, alle ruiten aan stukken vlogen en de stroomdraden tegen de grond lagen te sissen. Hij had een andere tram kunnen nemen naar huis. Hoe kwam het dat die tram nog reed?’

Anderhalf jaar later was de bommenangst terug van eigenlijk nooit meer weggeweest. De Duitsers lanceerden van midden oktober 1944 tot eind maart 1945 duizenden V1’s en V2’s op Antwerpen. Deze terreurwapens moesten een vergelding zijn tegen de geallieerden. Zoals altijd waren vooral de burgers slachtoffers. Meer dan 8000 mensen stierven tijdens de V-terreur in ons land. Deze geschiedenis vertelde ik in mijn boek Elke dag angst. Sinds de publicatie in het najaar van 2016 word ik wekelijks gecontacteerd. 80 jaar later zijn er nog altijd honderden verhalen die te lang verzwegen zijn en nu eindelijk verteld worden. Dat van Paul is dus maar een van velen.
Paul Crevels getuigt hoe hij de V-bommenterreur beleefde: ‘Een V1 was letterlijk een bom met vleugels, een staart en bovenaan een soort uitlaatpijp waar rook uitkwam. Het geluid was angstwekkend en onheilspellend: een zich steeds herhalend monotoon motorgeluid. Eenmaal je het gehoord had, vergat je het nooit meer. Na het alarm hoorde ik de V1 naderen, op zeker ogenblik begon de motor te sputteren en dan plots stilte. Op dat ogenblik hield letterlijk iedereen de adem in. Enkele ogenblikken later hoorde men dan een knal. Een V2 viel plots zonder enige verwittiging, een reusachtige knal en in tientallen meters in het rond storten huizen in, werden vensters verbrijzeld, vloog het puin in het rond. Ongelooflijk. Daartegen was geen verweer mogelijk. Bij V1-bommen wél. Zij konden worden afgeschoten, er hingen ook luchtballonnen – een soort zeppelin – in de lucht, met daaronder stalen netten, op de luchtroute om de bom daarin op te vangen.’ Berchem bleef niet gespaard. Overal rondom hem vielen de V’s en zorgden voor waanzinnige drama’s.
‘Maar een V2 sloeg dus ineens in en basta. Geen geluid, niets, bam en gedaan. Dat overkwam ons tijdens een kolentransport. Ik trok de kar als dertienjarige en moeder duwde achteraan. Wij gingen langs het Justitiepaleis richting stadspark om dan via de Van Eycklei ,Brialmontlei en Mercatorstraat langs de spoorweg Berchem te bereiken. Waar precies weet ik niet meer, maar plots kregen wij een schok, ruiten van gebouwen vielen naar beneden en toen ik omkeek zag ik de hoek waar wij enkele minuten geleden voorbij waren gekomen er niet meer was. Dat was onbegrijpelijk. Moeder bleef onverstoorbaar en wij dokkerden verder richting ons thuis in de Statiestraat.’
‘In de Sint Hubertuskerk te Berchem was de kelder ingericht als schuilkelder’, vervolgt Paul. ‘De parochianen konden er indien gewenst de nacht doorbrengen. Mijn tante Mimi liet mij zien waar zij en ons bomma sliepen. Het waren twee matrassen op de grond met dekens erover. Links en rechts lagen er netjes naast elkaar en over elkaar, op rijen ,matrassen op de grond. Sommigen hadden een heus nachtkastje erlangs, anderen gewoon een appelsienkist. Ik herinner me nog de indrukwekkende gewelven van de kelder en de enorme ruimte die er beschikbaar was.’
Geen inslag maakte zo’n diepe indruk als de V2 op Cinema Rex, op 16 december 1944 (lees er hier meer over): ‘Natuurlijk gingen wij kijken naar de camions die met puin op en af reden. Ze dumpten die onder meer op de vage gronden aan de vestrond de kazernes, nu de ring rond Antwerpen, en aan de Borsbeekse Poort, nu de Post. Tussen het puin bemerkte ik telkens verschillende mensen die al dan niet met een schop of riek in het puin woelden, zelfs met hun blote handen. Ze waren op zoek naar handen of vingers van slachtoffers om die van eventuele ringen te ontdoen!’
Op 14 maart 1945 kwam het V-geweld plots nog dichterbij toen er een V viel op het kruispunt van de Berthoutstraat en de Van Campenhoutstraat in Berchem: ‘Bomma en tante Mimi woonden in de Berthoutstraat 67 . Er vielen twaalf doden. De woning van Bomma was beschadigd, alle ruiten uitgevlogen, de pannen van het dak en scheuren in de muren. Bomma lag nog in bed en kreeg scherven van de ruiten over zich heen, als bij wonder werd zij niet gekwetst.’

De eigen familie bleef dus uiteindelijk gespaard tot… de laatste dag, 27 maart 1945. ’s Nachts waren er een inslag bij de Mortselse spoorwegen en een in Borgerhout, maar in beide gevallen was er alleen materiële schade. De dag begon met een dodelijke inslag in de Antwerpse Montignystraat, die dertien slachtoffers eiste. In de late avond trof een V2 de hoek van de Lieven Gevaert- en de Antwerpsestraat in Mortsel. De raket sloeg in achter de woning, waar Pauls groottante woonde met haar familie. Paul weet nog hoe ‘ze indachtig het bombardement van 5 april 1943 een schuilkelder hadden laten bouwen in hun tuin’. Net zoals elke avond waren ze daar samen met buren in gekropen om de nacht door te brengen. Iets voor elf uur sloeg de V2-raket in: ‘Een voltreffer op de schuilkelder… Als ze gewoon in de kelder van hun woning hadden overnacht, hadden ze het waarschijnlijk overleefd.’

In totaal overleefden 23 mensen de laatste klap niet. ‘Mijn groottante Maria Theresia Maes stierf samen met haar twee dochters, een schoonzoon en drie kleinkinderen’, vertel Paul. ‘Hun zeven lichamen. werden gruwelijk verminkt van onder het puin gehaald. Er waren een twintigtal gewonden. 14 woning ware vernield, nog 15 onherstelbaar en 50 ernstig beschadigd. Nog een honderdtal woningen hadden lichtere schade. Op het allerlaatst moest Mortsel nog eens een zware tol betalen.
‘Opnieuw ben ik met vele vragen blijven zitten’, vervolgt Paul. ‘Bij mijn familie had ik andermaal bedenkingen. ‘Wie heeft die slachtoffers geïdentificeerd? Wie verzorgde de uitvaart? Wie betaalde de uitvaart? Zeker onze familie niet. Vader woonde de lijkdienst op 2 april te 11u00 in de parochiale kerk H. Theresia bij. Hij sprak van zeven lijkkisten waaronder een klein (hij wees tussen zijn handen ongeveer 1 meter) waarin de stoffelijk overschot van mijn groottante zat. Ik nam contact op met het bestuur van voornoemde kerk in de hoop daar antwoorden te vinden. Ik trof daar een zekere Jacqueline, een vrouw – zo bleek achteraf – van onschatbare waarde. Zij kon bevestigen dat die dag er inderdaad zeven mensen werden begraven. Zij zond mij tevens uittreksels van het “Dagboek Karmelietenklooster Berchem-Antwerpen vanaf 1930 tot 14/4/75” met daarin de volledige identiteit van de mensen die begraven werden , voor mij van onschatbare waarde. Niet alleen de namen van onze familie kwamen er in voor, ook de overige slachtoffers van 27 maart. Jacqueline voegde ze nog een getuigenis bij van een onbekende, opgesteld 27-28 maart en in fine: “30 maart, Goeden Vrijdag,van af heden geen vliegbommen meer”.’
De laatste V-bommenweek (uit Elke dag angst)
23 maart 1944 was de eerste dag van de laatste week onder de V-terreur. In Ruisbroek kwam er op die dag een raket in het kanaal terecht. De inslag deed het water hevig golven, waardoor de aangemeerde jachten kapotsloegen tegen de betonnen kade. Tot op de dag van vandaag spreekt de oudere generatie over het spektakel: duizenden vissen dreven na de inslag levenloos op het water. De omwonende vissers sloegen hun slag. De geur zou nog dagen blijven hangen en overal lag verse vis op het bord. Maar iedereen wist dat Ruisbroek aan een ramp was ontsnapt: enkele meters verder en de V2 had een bres in de dijk geslagen en het hele gebied was overstroomd.
Ook in Den Haag begon de laatste V-week met een bizar incident. Meneer De Roos was aan het werk in de buurt van het V2-lanceerplatform in het Statenkwartier: ‘Om 8.47 uur hoorde ik het geluid van het afvuren en zag hoe een raket zich met een aantal bochten omhoogwerkte. Op aanzienlijke hoogte maakte de raket drie salto’s. Daarna vatte het projectiel vuur en ontplofte. Een groot aantal onderdelen viel omlaag en een dikke gele rook steeg op.’ De Scheveningse meneer Van der Ende werd gewekt door zijn zus, die het gevaarte had zien tuimelen door de hemel: ‘In een fractie van een seconde zag ik ze. Toen die raket rondtolde, vluchtten mijn twee medefirmanten naar de schuilkelder. Na het vrijgeven van de puinhoop door de Wehrmacht konden we met het uitgraven beginnen.’ Zijn collega’s stierven in de schuilkelder, net als vier anderen. ‘Naar een van de gedode kinderen hebben we nog dagen gegraven en het weinige wat we vonden bestelden we ter aarde.’
Wie dacht dat Londen buiten gevaar was, had het mis. Tussen 23 en 27 maart vielen er nog 27 V2’s in Engeland. De bloedigste inslag gebeurde in de ochtend van 27 maart. Een raket vaagde het flatgebouw Hughes Mansions in het oosten van Londen weg. Daarbij vielen 134 doden. Het was de op één na bloedigste V-inslag in de Britse hoofdstad. Het Kentse Orpington had de droevige eer om die dag de laatste dodelijke V2-inslag in Engeland te ondergaan. Michael Delaney maakte zich zorgen om zijn moeder: ‘Ze was aan het werk in de bibliotheek en toen we haar zochten was ze nergens te bekennen. Als de raket op de nabijgelegen cinema was ingeslagen, was het dodental vele malen hoger geweest. We veronderstelden dat moeder was omgekomen, maar toen we uiteindelijk naar huis slenterden, troffen we haar daar aan. Uiteindelijk waren we vooral blij, niet alleen omdat ons moeder nog leefde, maar vooral omdat we de volgende dagen geen school zouden hebben.’ Eén vrouw kwam die dag om het leven. Twee dagen later stortte ook de laatste V1 neer in Hertfordshire, zonder schade aan te richten. De V-terreur was eindelijk voorbij.
In de laatste week werd Antwerpen nog minstens door tien V’s getroffen. De laatste dodelijke V2 viel op Mortsel op 27 maart, zoals hierboven reeds beschreven. Daarna waren er nog enkele V1-inslagen. In de ochtend van 28 maart trof een vliegende bom de Lierse Hulststraat. Twee burgers kwamen om. Die avond doodde een V1 in het Nederlandse Warnsveld (Zutphen) maar liefst twaalf mensen. De laatste gekende V-inslag met dodelijke slachtoffers gebeurde die nacht van 28 op 29 maart, toen een V1 om halfvier neerstortte nabij een luchtafweerbatterij in Essen-Hoek en twee Britse soldaten de dood in sleurde. De mannen die de V1’s uit de lucht hadden geschoten, werden zelf het slachtoffer van de allerlaatste terreur. Nog tot 30 maart werden meldingen gedaan van V1-inslagen.

‘En dan’, besluit getuige Theo Franssen, ‘werd het stil te Antwerpen, bevreemdend stil.’
Pas met het einde van de oorlog op 8 mei, ironisch genoeg V-Day genoemd, konden de Antwerpenaren opgelucht ademhalen. Na de paasvakantie gingen de meeste scholen weer open. Duizenden jongens en meisjes hadden een schooljaar verloren door de aanhoudende terreur. In de zomer van 1945 werden in verschillende steden gevonden V’s tentoongesteld, die druk werden gefotografeerd en zelfs beklommen. Eindelijk konden de slachtoffers van dichtbij zien wat hen zeven maanden lang had geterroriseerd.

Voor bibliografische verwijzingen, zie Elke dag angst.


Een gedachte over “80 jaar geleden: het einde van de V-terreur”