Samen met Karel Dasseville schreef ik het boek Ik was erbij, zijn biografie op basis van teksten van Karel en interviews door mij afgenomen. Karel maakte aquarellen bij herinneringen die ik selecteerde. Enkele fragmenten uit Ik was erbij over de jeugd van Karel in Oostende kan u hieronder lezen.
Karel en zijn broers op het strand van Oostende in 1932.
Het strand en de zee spelen een bijzondere rol in ons leven. Daar is altijd iets te beleven, zeker tijdens de vakantieperiode en de weekends. Dan brengen wij uren tijd door op het strand, dan is onze strandcabine onze tweede thuis. We zijn goed uitgerust: een berg boterhammen, meestal met perensiroop belegd en daarbij een grote fles water, een visnet voor krabben en garnalen en een zak met mooie marbels om de Tour de France na te spelen door ze van een zandberg of een boule-à-baraque langs kronkelde tunnels te laten afglijden. De meisjes op het strand houden winkeltjes met papieren bloemen open. De verkoop gebeurt met volle handpalmen met schelpen, waardoor degene met de grootste handen uitverkoren is om de betalingen te regelen. Daarnaast is iedereen uitgerust met zijn kleine spade of schopje om kuilen en forten te maken.
Soms graven we diepe putjes tussen de strandcabines, die we afdekken met krantenpapier en een laag zand. Verraste voorbijgangers in de val zien lopen, de ideale grap! Ook de lege geldbeugel met een koord onder het zand is steeds een succesnummer. Het hoogtepunt van het strandleven zijn de grote strandspelen van de krant le Soir. Bij laag water start de wedstrijd: elke ploeg moet een zandberg maken tegenaan een paal, met bovenaan een vlag van de krant. Wie het langst standhoudt tegen het opkomende water is de winnaar. Dit zijn steeds de Oostendse ploegen, want wij gebruiken grote spaden, terwijl de binnenlanders het proberen met kinderschopjes.
Ben je iets ouder, dan moet je een vlieger – draak in het Oostends – hebben, het speeltuig bij uitstek. Als de wind goed zit, laat ik mijn draak heel hoog de lucht ingaan en stuur langs de koord een telegram naar boven. Soms is dat telegram een licht papieren zakje gevuld met zand, dat met een windschermpje naar de draak opklimt. Boven gekomen scheurt het zakje zich van de koord los en valt als een minibom naar beneden. Als het dan op een groep keuvelende vrouwen terecht komt, die van het schrikken hun gekakel stoppen, is het drakenspel een echt succes.
Baden doet men liefst wanneer de maalboten Oostende- Dover zwaaien, zo krijgt men grote opspattende golven. Elke jonge kustbewoner houdt steeds de horizon in het oog, want de maalboot is altijd op tijd! Voor drie, vier minuten is het dan één gejoel in het Noordzeewater. Als de grote golven uitgelopen zijn, is het badgejubel ten einde. Die plots aanrollende golven hebben ook voor gevolg dat niets vermoedende badgasten die hun plunje ergens op het hard zand hebben gelegd, deze een eind verder drijvend terugvinden.