Meer info over het boek

Terug naar het overzicht van V-inslagen

Om 17u50 werd een van de bekendste straten in Deurne opgeschrikt door het geratel van een V1. De bewoners van de Muggenberglei kende het onheilspellende lawaai. Maar zweeg het gevaarte en stortte het neer op schuilende mensen. Er vielen maar liefst 46 doden bij deze dodelijkste V-bominslag in Deurne.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-atribuut; de bestandsnaam is sdc11068-muggenberglei13nov.jpg
Geheim verslag in het Militair Archief van Evere.
De vernielde Muggenberglei (c) Amsab Gent)
Geheim verslag in het Militair Archief van Evere.

2 gedachten over “13 november 1944: V1 Muggenberglei Antwerpen

  1. Er kan mij niks meer gebeuren. Mij hebben ze nog niet nodig.

    Na de inslag van een V-bom op de Muggenberglei in Deurne op 13 november 1944, wordt de dan 13-jarige Paula Verhaert levend vanonder het puin gehaald. Haar ouders, haar acht maanden oude broertje en een tante zijn omgekomen .
    Zij is gewond aan de benen en wordt eerst naar het Elisabethziekenhuis overgebracht en dan naar de Durletstraat. Daar is sinds enkele dagen een hulpgasthuis ingericht in een dortoir van het Jongensweeshuis.
    Op 15 november ’s avonds neemt een tante haar mee naar huis. Deze moet hiervoor aandringen, maar krijgt uiteindelijk toestemming omdat ze zelf verpleegster is.
    De volgende ochtend is er dan de inslag op de Durletstraat waarbij zowat alle patiënten, evenals dokters en verplegend personeel de dood vinden.
    Twee weken later is ze zelf aan de deur wanneer een agent komt aanbellen. Deze komt vragen aan haar grootouders om haar lijk te komen herkennen, gevonden onder het puin van de Durletstraat…

    Hieronder een fragment van haar getuigenis (transcriptie geluidsopname):

    We woonden pas in een huisje van de Unitaswijk in de Oudedonklaan. Daar waren 11 huizen die te huur kwamen. Er hadden Duitse officieren gezeten. De huur werd bepaald volgens het aantal kinderen en wij waren met drie kinderen, dus de huur was laag. Josephke was 8 maanden toen het gebeurd is, en onze Ludo was 2 jaar. Maar als dan in oktober de eerste V-bommen vallen, zijn we gaan wonen in de kelder van de Muggenberglei nr. 6. Dat was het huis van moemoe en vava, de ouders van mijn moeder. Zij waren naar hun familie in Meerhout getrokken vanwege de V-bommen.
    Vake en moeke dachten dat het in de Oudedonklaan gevaarlijker was, zo dicht bij de vlieghaven. Maar uiteindelijk zijn daar enkel twee ruitjes van het W.C. kapot gegaan…
    Vake had die kelder in de Muggenberglei helemaal ingericht. We woonden daar met tante Mance en nonkel Jos en neefje Joseph(9)-een naamgenoot dus van mijn klein broertje-en Lizette (4).
    In de voorste kelder stond een grote tafel op schragen. Daar zaten we op die dertiende november voor het avondeten. Het was rond zes uur. De soep was juist uitgeschept. De kinderen zaten met hun rug naar de gevel, moeke en tante Mance tegenover ons. Josephke zat in zijn kinderstoeltje. Vake zat aan het hoofd van de tafel, onder een terracottabuis. Hij was juist thuisgekomen van zijn werk. Hij was loodgieter bij de stad. Nonkel Jos was er nog niet. Die was nog bezig met zijn broodronde.
    En ineens was alles pikkedonker. Ik heb acht uur onder het puin gezeten. Ik kan nog altijd die speciale geur ruiken. Als ik nu in het nieuws iets zie van mensen onder het puin bij een oorlog of een aardbeving, ruik ik dat weer opnieuw.
    Waarschijnlijk ben ik een tijd buiten bewustzijn geweest. Toen ik wakker werd, hoorde ik dat geroep. Het was een diepe schorre stem die ik niet herkende. Maar meneer, wie ben jij dan? vroeg ik. Mon Verhaert, was het antwoord. En ik zeg: Och vake toch. Bid maar wat, zei hij. Achteraf heb ik bedacht hoe raar dat was, want ik heb vake nooit van mijn leven weten bidden.
    Er was ook het geween met tussenpozen van Lizette en van mijn neefje Joseph. Een stoelpoot stak door het vlees van zijn bil. De dorpel lag op hem, of we denken toch dat dat de dorpel moet geweest zijn. Maar daar zag hij door een klein gaatje lichtflitsen. Met zijn vinger kon hij dat gaatje groter maken. Daardoor kregen we lucht. Ik had een elektrische draad op mijn benen gekregen, daar was het verbrand. En de kant van een schraag stak in mijn knie. Ik heb daar nog altijd een litteken. Onze Ludo lag op mij te slapen. Zijn haar is nog grijs gebleven tot hij naar de kleuterschool ging, maar hij had verder alleen wat schrammen. Toen stopte het geroep van vake. Er viel een doodse stilte. Ik besefte toen dat hij er niet meer was. De terracottabuis had op zijn keel gelegen. Hij is daardoor gestikt. Toen begon ik de geluiden te horen van het kappen van stenen en ik begon om hulp te roepen.
    Een Engelse soldaat heeft me half vanonder het puin gehaald. Mijn benen zaten nog vast. Het heeft maanden geduurd voor ik daar terug gevoel in had.
    Hij legde zijn sjaal rond mijn nek en ik kreeg zijn muts op. Dokter Augustijnen was er, onze huisdokter. Die woonde schuins tegenover op Stenenbrug (in het huis waar nu Dewever woont). Hij gaf inspuitingen, tegen tetanus of zo.
    Moemoe en de petere, de ouders van vake, woonden in de Baetenstraat vlakbij. Hun huis was ook zwaar geteisterd. Maar de petere was direct mee komen graven in het puin. Hij wist waar wij zaten en heeft daar gevochten toen ze met pikhouwelen wilden gaan kappen juist waar wij lagen.
    Uiteindelijk zijn mijn neef en ik naar het Elisabethziekenhuis gebracht. Daar werd ik provisoir wat gewassen en verzorgd. Moemoe en petere hebben onze Ludo meegenomen. Lizette is door nonkel Jos meegenomen naar hun familie.
    Mijn moeke en tante Mance waren in de kelder van het huis ernaast geslagen. Ze waren alleen nog aan hun kleren te herkennen. En mijn broertje Josephke hebben ze doormidden gevonden, in zijn kinderstoeltje. Toen ik dat achteraf hoorde, was het bij mij gedaan met bidden. Ik heb het daar altijd moeilijk mee gehad als het ging over onze lieve heer en dat van ‘laat de kinderen tot mij komen’. Zo’n goeie was dat dan toch niet, als hij dat toeliet. Dat kind doormidden.
    Er woonden in het huis ook een koppel met twee kleine kindjes. Die zijn er ook alle vier ingebleven.
    Van het Elisabethziekenhuis werd ik nog dezelfde dag naar de Durletstraat gebracht. Ik lag daar op een dortoir van het weeshuis. Het was een grote zaal met aan weerskanten bedden met vrouwen. In het midden waren er lange tafels waar de dokters en de verpleegsters zaten. Helemaal vooraan lag er een meisje van mijn leeftijd. Die heeft nog bij mijn bed gezeten om me gezelschap te houden.
    ’s Middags kwam dan de petere op bezoek. Die heeft daar naast mijn bed zitten wenen en wenen. Zo’n boom van een mens en zo wenen, dat maakte veel indruk op me. En toen hoorde ik wat ik eigenlijk al wel wist. Vake en moeke en Josephke waren er niet meer en tante Mance ook niet. Ik heb toen geweend tot ik geen tranen meer had.
    ’s Avonds kwam tante Lisa. Zij was verpleegster en kreeg van de dokter gedaan dat ze mij mee mocht nemen.
    De volgende morgend is er op die dortoir een V-bom gevallen. Er waren geloof ik maar twee overlevenden.
    Daarna ben ik dan met Ludo bij moemoe en petere gaan wonen in het ouderlijk huis in de Oudedonklaan.
    Eind november kwam daar een agent aan de deur. Ik kwam juist terug van de kruidenier aan de overkant. Ik kon al terug lopen. Hij vroeg mij: Juffrake, heeft hier Paula Verhaert gewoond? Ik zei: Ja, dat ben ik. Dat kan niet, zei de agent. Jij bent haar zuster zeker. Nee, ik heb geen zuster.
    Ik dacht al, oei, ik heb toch niks verkeerd gedaan, hé. De petere kwam er toen aan. Wat is dat hier allemaal? vroeg hij. Dan waren ze onder elkaar bezig. Het bleek dat de agent daar was met de vraag om mijn lijk te komen herkennen.
    Ik stond nog op de patiëntenlijst en ze moeten mij verwisseld hebben met dat meisje dat nog aan mijn bed had gezeten.
    Van toen af had ik heel sterk dat gevoel: Er kan mij niets meer gebeuren. Mij hebben ze nog niet nodig.
    En als er alarm was voor een V1-want de V2’s kon je niet horen aankomen, de V1 wel- dan bleef ik gewoon op straat staan kijken als er zo één overkwam, ik ging nooit nog schuilen.

    Paula Verhaert is nu 88. Ze kreeg drie kinderen. Wijlen haar man verloor zijn vader ook in de oorlog. André Hermans was als adjunct-commissaris van de Deurnese politie één van de kopstukken van de Witte Brigade aldaar. Hij werd eerst opgesloten in Breendonk en dan als Nacht-und-nebelgevangene naar Gross-Rosen gevoerd waar hij overleed op 8 februari 1945.
    Opgetekend door Ronni Hermans, zoon van.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s