Niet alle geuzenverhalen haalden het boek In opstand!. Op deze webstek geef ik samen met lokale specialisten de aandacht die de vele plaatselijke geschiedenissen van de opstand verdienen. Heb je ook een verhaal dat hier mag verteld worden? Contacteer mij dan via deze link!
Diksmuide (Vlaanderen)
De geschiedenis van het West-Vlaamse Diksmuide wordt vooral gelinkt aan de Eerste Wereldoorlog. Maar weinigen weten dat de stad een centrale rol speelde in de zestiende-eeuwse geuzengeschiedenis. In In opstand! krijgt Diksmuide vooral aandacht als stadje waar de beeldenstormers en bosgeuzen van Jan Camerlynck tekeer konden gaan.
De Diksmuidse stadsarchivaris Chris Vandewalle geeft graag nog een extra aanvulling: “De feiten van 1566 en 1578 werden in onze kronieken (stad en het klooster van de pater Minderbroeders) goed beschreven en in 1885 en 1892 in monografieën uitgegeven. Toen de ‘stormers’ op 17 augustus de eerste maal voor de stadspoorten stonden werden er opmerkelijke akkoorden gemaakt tussen onze bestuurders en de ‘stormers’. Deze onderhandelingen hebben een indruk nagelaten op onze stedelijke bevolking, waardoor ze beschreven werden. De ‘stormers’ moesten een dag voor de stadswallen blijven dralen. Ondertussen kon men de voornaamste kerkschatten/beelden wegbergen waarna hun de vrije hand verleend werd.
‘Reeds geruimen tijd hadden de geuzen in Veurne-Ambacht en in de omstreken van Dixmude, alle slach van geweldenarijen op kerken, priester en kloosterlingen gepleegd, toen in de maand augusti 1566, een veertigtal mannen van Loo en omstreken, door hunnen predikant naar Dixmude gezonden werden, om in die stad dezelfde beeldenstormerij van elders te verrichten. Het magistraat van hunne komst te voren verwittigd, had de stadspoorten doen sluiten. De voornaamste ingezetenen der stad, onder den indruk dier bedreigingen, smeekten het magistraat, om verdere onheilen te vermijden, de poorten te openen, voor reden opgevende, dat een veertigtal mannen min te vreezen was, dan een groote bende beeldstormers die niet zouden gewacht hebben alle slach van buitensporigheden in de stad aan te richten, alsook dat men weinig schade aan kerk en openbare gebouwen kon toebrengen, daar al het kostbaarste reeds in veiligheid was. Om de gemoederen te bedaren verklaarden de wethouders dat den volgende dag de poorten zouden geopend en de ketters binnen gelaten worden.’
‘De Minderbroeders, zoodra zij de komst der beeldenstormers vernamen, hadden in aller haast, ciboriën, kelken en misgewaden en andere kostbaarheden der kerk, bij goede en getrouwe vrienden verborgen, zoodat de kerk voor den dageraad des volgenden daags, naakter scheen dan op Goeden Vrijdag. Den volgenden dag, dat is 18 augusti, drongen bij het openen der stadspoorten, de beeldenstormers met woest geweld de stad binnen en trokken rechtstreeks naar de parochiale kerk van den H. Nicolaas, wierpen er de altaren omver en verbrijzelden de daar gelatene beelden van weinige waarde ; van daar trokken zij naar de godshuizen waar zij al wat heilig en eerbiedweerdig was, onder hamer en bijl neervelden. Gelukkig bleven zij niet lang in de stad, want eenige uren later trokken zij heen, tot groote voldoening van de wethouders en van de geheele burgerij.’
Op 29 augustus 1566 leidden de preken van Pieter Hazard tot tweede een opstand in Diksmuide. De kroniek vervolgt: ‘Op het einde van de maand Augusti kwam Pieter Hazard met eenige handlangers naar Dixmude om door zijne predikingen de inwoners der stad tot hervorming te winnen. Even wel ging het niet gelijk de predikant het gedacht had ; want de wethouders der stad weigerden hem krachtdadig de toelating tot het prediken der hervormde leer te geven. Die weigering ontstak de woede in de predikant die zijne handlangers opwekte tot het overgaan van geweldernarijen.’ Het klooster van de pater Minderbroeders, buiten de stadsmuren, werd door hen geviseerd. De kloosterkerk werd met geweld binnen gedrongen. Hazard hield er een preek over de ‘afgoderij der katholieken’ en spoorde zijn toehoorders aan om alles in de kloosterkerk kort en klein te slaan.

Je ziet dat het Minderbroederklooster (rechts op de kaart) buiten de stadsmuren lag.
De zwakke positie van het klooster en een makkelijke prooi voor de geuzenopstanden in Diksmuide.
Daarom werd later het klooster binnen de stadsmuren opgetrokken.
Naderhand werd er naast de bestaande kerkelijke instellingen oogluikend een ‘geuzentempel’ toegestaan. Meer dan de helft van de stedelingen werden hervormd en er waren twee predikanten werkzaam. ‘In Dixmude werd de hervormde leer gepredikt door twee predikanten ; de eene was een zekere broeder Willem, apostaat ; hij had zijne beloften verbroken, en het kartuizers klooster van Roermond verlaten. Tot overmaat van heiligschennis had hij eene kloosterzuster uitgelokt om haar klooster te verlaten en met hem in heiligenschendenden echt te leven. In zijn predikersambt werd hij bijgestaan door een zekeren Van Oost, een leek en een zoon van een timmerman. Nergens vindt men waar zij ten dien tijde hunne predikatiën hielden ; waarschijnlijk had de hervormde gemeente zich in het een of ander huis van ingezetenen gevestigd.’
In november 1578 volgde in onze stad Diksmuide derde een ‘geuzenopstand’. Er volgde opnieuw een wraakactie op het klooster van de pater Minderbroeders. Ditmaal werd hun klooster compleet vernield en deels afgebroken. Men schrijft verder: ‘Het Minderbroedersklooster werd niet gespaard. Met helsch woede trokken de geuzen de stadspoort uit om het klooster te bestormen en de paters alles slach van geweld aan te doen. Gelijk voor 12 jaren, moest de poort weldra onder hunnen harde bijl- en hamerslagen ter neer vallen ; doch hunne woede moest vooral ten top stijgen, wanneer zij de kerk binnentredende, hunne ogen lieten vallen op de beelden der heiligen en zooveel andere voorwerpen van godsvrucht die hen onophoudelijk hunne euveldaden schenen te verwijten. Erger als een uitgehongerde leeuw zijne prooi aanvalt, vielen de beeldenstormers op de altaren, beelden en schilderijen enz. sloegen wederom alles aan stukken en verbrijzelden, de boeken der bibliotheek en kloosterhandschriften te verscheuren en te verbranden, maar klommen op de daken der gebouwen der kerk om ze af te breken. De muren lagen alras in weinige dagen ten gronde en eer het eind van de maand november daar was, zag men van het klooster bijna niets meer dan een puinhoop ; want nauwelijks bleef hier of daar nog een deel des gebouws onbeschadigd : zoo waar is het dat de geuzen de Minderbroeders, noch iets dat hen aanging, onder hunne oogen konden verdragen.’
De paters sloegen op de vlucht, één bedlegerige pater bleef achter en kwam in de handen terecht van de ‘stormers’. De marteling van pater Andreas Van den Dyck was hels. Vanuit het klooster buiten de stad sleurde men hem als een wild dier door heen de straten naar de Grote Markt, waar men hem martelde tot hij stierf van uitputting op 30 november 1578. Deze ‘martelaar van Diksmuide’ werd met ‘grooten eerbied’ begraven in het nog deels overgebleven klooster.
‘Pater Andreas Van den Dyck, ter oorzake van zijns hoogen ouderdoms en vooral door de ziekte, die hem aan zijne arm bed vastnagelde, zijne broeders niet in de vlucht kunnen volgen ; hij wilde ook niet dat een der kloosterlingen bij hem zou blijven, maar spoorde allen aan om hun leven niet roekeloos in gevaar te stellen. Eenige oogenblikken voor de broeders het klooster hadden verlaten, kwam zijn overste pater Joannes Van Namen, nog aan zijn lijdensbed en gaf hem te kennen dat al de kloosterlingen gereed waren om bij hem te blijven hem te dienen en in het nakende gevaar bij te staan ; doch hij wees hun liefderijk aanbod van de hand zeggende : “Pater Gardiaan, zeg aan al de broeders dat ik hen bedank voor hunne liefde jegens mij, maar ik wil niet dat iemand bij mij blijve, want gij allen kunt nog veel goed uitwerken tot Gods glorie en de zaligmakende zielen ; wat mij aangaat, mijn leven zal weldra eindigen en de ziekte zegt mij dat ik nog slechts weinigen tijd onder het getal der levenden zal zijn. Ik verkies alleen in mijne cel te blijven, geef mij over in de handen van God en zoo het zijn wil is den marteldood te sterven. Wij zullen toch waken over u en over ons klooster hernam de Gardiaan, en kunnen wij vandaag bij u niet meer komen, voorzeker zal er dezen nacht als de onlusten gestild zijn, een broeder langs den hof in ’t klooster komen om u bij te staan.” Evenwel ging het niet gelijk de Gardiaan gedacht had ; want eer de avond was gevallen had pater Andreas reeds veel mishandelingen van de geuzen geleden en was het klooster uitgesleurd. […] Alle plaatsen werden doorzocht en eindelijk werd de celdeur van pater Andreas opengebroken. Zonder menschelijk gevoel voor des paters ouderdom en ziekte, beschimpten en mishandelden zij hem en op eene vreedaardige wijze, bonden hem de handen en sleurden hem naar het stadsgevang. Den volgenden dag kwamen de goddeloozen beulen hem uit den kerker halen en sleurden hem als een wild dier langs de straten. Op de Grote Markt ontdaan van zijn kloosterlijk habijt, in de tegenwoordigheid eener groote menigte volks, geeselden zij hem met roeden en stokken, tot dat hij uitgeput van krachten en badend in het bloed ter aarde neerviel. Alhoewel de Dixmudenaren, voor het grootste gedeelte, de ketterij waren toegedaan, was toch het menschelijk gevoel in hun hart geheel niet uitgedoofd. Toen zij zagen dat het een minderbroeder was dien zij altijd gekend en bemind hadden en nu zo mishandeld werd, wilden zij hem ter hulp snellen. Er ontstond onder het volk eene grote verwarring ; en daar de geuzen opstand vreesden, deden zij den stervenden pater naar de gevangenis terug voeren. Het volk hield niet op te dreigen totdat zij den stervenden pater naar de puinen zijns klooster deden terug voeren. Doch, nauwelijks was hij er binnen, of de kloekmoedige martelaar gaf zijn schone ziel in de handen van zijnen schepper, den 30 november 1578.’
Zo eindigt de geuzengeschiedenis van Diksmuide in het verwarrende najaar van 1578, net als het boek In opstand!, met de volle strijd tussen de geuzenrepublieken en de malcontenten die vanuit het zuiden Vlaanderen terug katholiek en Spaans wilden maken. Dank aan Chris Vandewalle voor deze bijdrage. Meer info over het Stadsarchief van Diksmuide is te vinden via deze link en hun Facebookpagina via deze.
Lummen (Luik)
Vandaag ligt Lummen in Belgische Limburg, maar in de zestiende eeuw behoorde de gemeente tot het prinsbisdom Luik. Sinds de veertiende eeuw was de familie Van der Marck de heer over het gebied. Zo kwam Lummen in 1565 in het middelpunt van de geuzenopstand terecht, omdat een van de geuzenleiders Willem van der Marck was, bijgenaamd Lumey. Naast Lummen behoorden de dorpjes Koersel, Linkhout, Schulen en Stokrooie bij de heerlijkheid van de legendarische geus.