Meer info over het boek

Terug naar het overzicht van V-inslagen

3 februari 1945 was een pijnlijke dag voor Antwerpen, ook in Hoboken en Deurne. In het laatste stadsdistrict doodde een V2-raket zestien mensen in de Plankenbergstraat 117-121. Een zeldzame Bestuurlijke Akte geeft ons meer informatie, onder meer de namen van de doden en gewonden.

Geheim verslag, Militair Archief Evere.

‘Kort nadien kwam ik daar voorbij’, herinnert Mathilde V.U. (°1920) zich in Elke dag angst. ‘Een vrouw strompelde uit het stoffige en brandende puin: een grijze gedaante met bebloed aangezicht waarin een groot gat gaapte waarboven haar oog bengelde. Ik maakte mij snel uit de voeten.’

Ook in Elke dag angst (p. 341-343) staat de uitgebreide getuigenis van de familie Pingnet. ‘Ik heb bijna geen herinneringen aan die dag’, vertelt Tharcis Pingnet (°1939). ‘Alleen dat wij in de kelder zaten. Voor ons was het niet haalbaar om uit Antwerpen te vertrekken, zoals vele anderen deden. Mijn broer Guido stierf bij de inslag omdat hij net boven was om naar het toilet te gaan. Maar ook in de kelder vielen er doden. Ik zat heel lang vast in het puin. De hulpverleners wilden stoppen met zoeken omdat ze niets meer hoorden. Maar een buurman zei dat ik er nog onder moest liggen. Toen hoorden ze mij zachtjes kreunen.’

In het politieverslag lezen we hoe Tharcis na uren bevrijd werd: ‘Zich richtend op het hulpgeroep weet men tegen elf uur ‘s avonds het hoofd vrij te maken en bij middel van een buis wat drank te verschaffen. Met uiterste zorg vergroot men de opening, zaagt men balken door en kapt men stenen los. De aangebrachte opening wordt telkens geschoord om verder instorten te voorkomen. Het slachtoffer blijft bewust en ziet alles gebeuren. Bij het opdelven vallen delen puin rondom hem neer, wat de angst en de pijnen doen voortduren. Pas rond vier uur ’s morgens kan men het slachtoffer bevrijden. Twaalf uur lang moest hij de pijn van een gebroken been en verwrongen arm doorstaan, alsmede van een zaagwonde veroorzaakt bij het opdelven.’

Vader Louis Pingnet (°1900) werd samen met zijn zonen Hugo (°1926) en Guido (°1934) en zijn dochters Marie-Thérèse (°1931) en Damienne (°1938) dood onder het puin vandaan gehaald, net als Frans Jansen (°1926), die op de fatale dag een bezoek bracht aan zijn vriend Hugo. De oudere kinderen Jos en Maria waren niet aanwezig. De moeder en haar kinderen Agnes, Margriet, Tharcis en Bernadette overleefden het drama. In totaal waren er zestien doden in de straat.

De familie Pingnet, v.l.n.r.: Jos, Guido, Tharcis, Marie-Thérèse, vader, Maria, moeder, Bernade􏰂e, Agnes (staand), Damienne, Margriet en Hugo.

Voor Agnes Pingnet (°1929) is het nog altijd moeilijk om over die dag te praten: ‘Van het ene moment op de andere lagen we onder het puin. Ik zat vast, nog op de stoel waar ik op zat toen de V2 insloeg. Ik kon niet bewegen omdat mijn arm en benen verpletterd zaten. Pas na vier uur konden ze mij bevrijden. Eerst moesten ze de poten van de stoel afzagen, zodat ik naar beneden zakte. Buiten zag ik enkel mijn broer Jos, die mij naar de bomma stuurde. Daar vond ik moeder en Margriet, die reeds na anderhalf uur gered waren. Ze hadden allebei glasscherven in hun armen en benen gekregen. De kleinste, Bernadette, lag te slapen en had geen schrammetje. Tharcis was de enige die naar het ziekenhuis werd gebracht. Die ene raket heeft ons leven vernietigd. We zaten met elf in de kelder, zes waren er dood. De week daarop moesten we het doen met de kleren die we aanhadden. We hadden niets meer. Daarna ben ik door twee vreemde mannen naar Brussel gebracht, naar een tante. Daar werd er niet over het bombardement gesproken. Eigenlijk hebben we er lang niet over gepraat, ook niet na de oorlog. Mijn collega’s op het werk wisten volgens mij niet eens wat ik had meegemaakt.’

Met dank aan de familie Pingnet voor het delen van de informatie.