Bastaardbroer en trouwe volgeling van Hendrik van Brederode. Hij groeide waarschijnlijk op in het Huis te Kleef bij Haarlem. Veel meer is niet bekend over zijn jeugd. Hij was al lid van het Eedverbond en werd door de Bloedraad veroordeeld. In 1569 werd hij een van de leiders van de watergeuzen. Hij diende als vice-admiraal onder Dolhain. Hij nam niet deel aan de aanval op Den Briel in 1572, waarschijnlijk omdat hij een conflict had met zijn neef Lumey. Op het einde van dat geuzenjaar was hij een van de geuzenaanvoerders in het belegerde Haarlem. Hij stond bekend om zijn zachtmoedige karakter.

Zie In opstand p. 69, 104, 164, 205, 244, 264, 272, 273, 275, 281, 290 – 292, 298, 300, 325, 331, 370, 372, 382, 398.