Terug naar het overzicht van V-inslagen
In Elke dag angst staat een van de moedigste en meest emotionele getuigenissen van een slachtoffer van de V-terreur: dat van Annie Plompen (°1935).
‘Ik was tien en het was mijn eerste trauma’, vertelt Annie over de V1 die op 16 februari 1945 in haar woonplaats neerkwam, het in 1965 verdwenen polderdorp Oorderen. ‘Vader en moeder waren op slag dood. Ik lag met mijn hoofd naar beneden in het puin, met een kapot oog en oor, een open schedelbreuk en diverse andere breuken. De reddingswerkzaamheden werden in goede banen geleid door de buren, die zich uit de naad werkten met blote handen in de ijzige kou.’ In totaal waren er tien dodelijke slachtoffers. De oudere broer en twee zussen van Annie Plompen bleven ongedeerd: ‘Mijn broer heeft die vliegende bom horen aankomen. Ze vloog voorbij, is om een of andere reden aan het zwenken gegaan en teruggedraaid. Ze viel vlak naast ons, tussen twee huizen in. Het had gesneeuwd, het was koud en iedereen was in pyjama. Plotseling was er geen huis meer, alleen de blote hemel.’
‘Dat mijn ouders dood waren’, vertel Annie, ‘werd mij pas een paar maanden later meegedeeld. Ik heb dus zelfs hun begrafenis niet kunnen bijwonen. Ik was tien jaar en wees. Ik heb me altijd minderwaardig gevoeld omdat ik geen ouders had. Sinds mijn tiende heb ik nooit meer een knuffel gehad. Alle vier kinderen van ons gezin werden ergens geplaats. We vertrokken elk naar een ander opvanggezin en zagen elkaar jarenlang nauwelijks. Ik werd vijf jaar lang in een pensionaat gestopt. Op de bezoekdagen kwam er niemand. Ik had niets, zelfs geen eigen kleren. Mijn communie deed ik in een geleend jurkje. Nooit heeft iemand me gevraagd: “Gaat het, Annie?” Pas nu kan ik erover praten met mijn broer en zussen. Door de bominslag kreeg ik claustrofobie. Nooit heb ik een man een mondkus durven geven, door mijn angst om te stikken. Van mijn ouders heb ik zelfs geen foto. Ik heb niets, ik weet niets.’
Op 26 september 2017 volgt Annie een van mijn lezingen. Ze woont vandaag in Mol. Nog voor de lezing aanvangt, komt ze naar mij. We hebben een kort, maar intens gesprek over de herinnering aan de moeilijkste periode uit haar leven. Ze vertelt hoe ze kort na het bombardement vaak moest huilen. ‘Hou uw tranen maar voor later’, kreeg ze dan te horen. ‘Ik wou dat ik dit kon opschrijven’, zegt Annie. ‘Maar dat kan ik niet meer. Dingen zoals vandaag op tv, bombardementen en oorlog, ik kan het niet meer zien. Voor ons was er niks, geen opvang. We werden echt weggestopt.’ Of ik haar verhaal over de mondkus niet vreemd vind? Nee, zeker niet. Voor mij toont dit wat een trauma echt kan betekenen. Hoe het een leven kan tekenen, tot bijna 75 jaar later.
