Op de eerste bladzijde lees ik:
‘Ik ben de sprookjesverteller in je hoofd.
Noem mij meddah.
En nu heel stil zijn, Thovma Khatisian.
Heel stil, want het duurt niet lang meer.
Straks is het zover.
En dan… als je lichten langzaam uitdoven… zal ik je een sprookje vertellen.’
‘Wat voor sprookje, meddah?’
‘Het sprookje van de laatste gedachte. Ik zal tegen je zeggen: Er was eens een laatste gedachte. Die zat in de laatste angstkreet en had zich daar verstopt.’
Het verhaal van de sprookjesverteller sleurt je meteen mee. De Joods-Duitse schrijver Edgar Hilsenrath laat de meddah het verhaal vertellen van Wartan Khatisian, in het oor van de laatste gedachte van de zoon Thovma. Wartan groeit op in de Armeense gemeenschap van de laat negentiende eeuw. Als lezer maak je kennis met de – voor mij vaak onbekende – tradities van de Armeense cultuur. Deze onderdompeling maakt het boek al waardevol. Bovendien vertelt de meddah niet zomaar een sprookje, hij vertelt het duister drama over de Armeense genocide van 1915.
Wartan is een jonge Armeniër die om nog onduidelijke redenen is opgepakt door de Turkse autoriteiten. Hij wordt zwaar gemarteld en moet uiteindelijk bekennen dat hij de moord op Frans Ferdinand gepleegd zou hebben. Zijn levensverhaal, verteld door de meddah, loopt parallel met de geschiedenis van het Armeense volk tussen 1890 en 1915.
Een waardevol verhaal, meesterlijk verteld door Hilsenrath. Toch kon zijn schrijfstijl mij niet altijd bekoren. De spitse dialogen en de vlugge sprongen zorgen ervoor dat het niet zo vlot leest. Het is geen pageturner. De verteltechniek aan de hand van een sprookje is bevreemdend en tegelijk meeslepend. Soms, als het over de Armeense tradities gaat, echt als een sprookje, ontroerend mooi. Soms, ongemeen hard en cynisch. Een soms beangstigend rustig vertelde getuigenis van de genocide.
De fragmenten over de dodenmarsen in de woestijnen spreken voor zich: ‘Het was een hete junidag toen ik, de sprookjesverteller, het allereerste transport van vijfduizend Armeniërs achternavloog. Ik leed geen dorst, want ik had geen lichaam, maar ik hoorde het geschreeuw van de slachtoffers, die al vroeg in de middag, na een paar uur lopen, om water begonnen te roepen. Hoe langer ik het transport achternavloog, hoe meer het me opviel dat de rijen slachtoffers uitgedund geraakten. Steeds meer oude en zwakke, zieke en gebrekkige, uitgeputte en ontmoedigde mensen bleven achter en werden door de zaptiyes doodgeschoten.’ (p. 403) ‘Ja, het is waar. De tsjetes staan erom bekend dat ze korte metten en niet veel complimenten maken. Maar ze wilden eerst op de jonge vrouwen klimmen, en wt zou het voor zin hebben gehad om de vrouwen te doden en vervolgens iets te beklimmen en te doorboren wat niet meer kon spartelen en schreeuwen? Daarom doodden ze alleen de oude vrouwen. En ze doodden ook de kleine kinderen en de oude mannen. Maar de jonge vrouwen rukten ze de kleren van het lijf, en ze gooiden hen op de gescheurde, zommerse aarde, die ondanks zon en wind en het gebrek aan regen niet droog was, maar vochtig en kleverig van de angst van de vrouwen, die zich hadden bevuild.’ (p. 405-406)
Het is zowel een bijzondere biografie als een geschiedenis van de lijdensweg van het Armeense volk. 1,5 miljoen Armeniërs werden bewust opgejaagd en gedood tijdens de Eerste Wereldoorlog. Deze vaak vergeten genocide kreeg met dit boek een literaire stem.
‘Slachtoffers zijn niet per definitie de betere mensen.’ – Hilsenrath in een interview.
Tegen het einde van zijn sprookje vertelt de meddah hoe de geschiedenis het verhaal van Wartan zou opslokken. Een lesje voor ons historici. (p. 397-398)
‘De zaak-Wartan Khatisian, kortweg de zaak-Khatisian genoemd, bestaat niet meer, mijn lammetje.’ Dat zeg ook ik, de sprookjesverteller, tegen mijn schaduw. ‘En als iemand later, na de oorlog – in betere tijden, die misschien helemaal niet beter zijn – eens in de geschiedenisboeken bladert, zal hij daar niets in vinden, ik bedoel over de zaak-Khatisian of over ene Wartan Khatisian, van wie een vervalser van de wereldgeschiedenis, die bezet müdir van Bakir namelijk, beweerde dat hij in Sarajevo de Oostenrijkse troonopvolger en zijn echtgenote had doodgeschoten. En ik wed, mijn lammetje, dat de historische snuffelaars van tijd tot tijd hun gewichtige hoofd zullen schudden, vooral wanneer ik, de sprookjesverteller, toevallig in hun oor zit. Ze zullen tegen me zeggen: Nee, van de zaak-Khatisian hebben we nog nooit gehoord. De Turken hebben de Armeniërs zoveel in de schoenen geschoven dat er niets meer te schuiven valt. Een Armeniër zou ook de aartshertog hebben doodgeschoten? En met dat dodelijke schot de Grote Oorlog hebben ontketend? Dat geloven we niet. Dat is klinkbare onzin!
Maar ik zal zeggen: Natuurlijk is het onzin. Maar kijk, dames en heren, maakt het nu werkelijk iets uit wanneer we aan de duizend valse aanklachten tegen de Armeniërs er nog één toevoegen… zodat we kunnen zeggen: Er waren eens duizend aanklachten en één…
Ik hoor een pijnlijke stilte. De gedachtenstemmen van de aankomende historici snateren opgewonden door elkaar. Een van de gedachten zegt tegen mij: Ziet u, meddah, alles wat in mijn boeken staat – in de geschiedenisboeken – is toch in feite maar een aaneenschakeling
Wat voor aaneenschakeling?
Wel, meddah, een aaneenschakeling van kleine en grote massamoorden vanaf het begin der tijden. En allemaal zijn ze gemotiveerd. Voor allemaal bestond een voorwendsel. En voor elk voorwendsel een aanklacht. Ik begrijp nu, meddah, waarom het op een aanklacht meer of minder niet aankomt.
Precies, zeg ik.
Bestond de zaak-Khatisian wel of niet?
Dat is niet belangrijk, zeg ik.
En hoe zit het met het wereldcomplot en met de satan, die overal de schuld van is?
Ik weet het niet, zeg ik.
Daarover staat niets in mijn leerboeken.
Dat hindert niet, zeg ik.
En ik wend me tot alle aanwezige dames en heren.
Dames en heren, zeg ik, u zult niets over de satan en het wereldcomplot in uw leerboeken vinden, maar zoek eens in uw hoofd. En denk na! Of denk liever helemaal niet na.’
HILSENRATH, Edgar, Het sprookje van de laatste gedachte, Amsterdam: Anthos, 1989 (vertaling uit het Duits, 2005).
Meer info? Website Hilsenrath, interview op Literatuurplein.nl, bespreking in Knack.
Pieter, je moet van Hilsenrath vooral ook Nacht lezen.
Mooie boek moet ik ook lezen